In dit afsluitende concert van die Red Sofa concertreeks kwam het percussieve karakter van de piano vrij prominent naar voren. Op zich niet vreemd, gezien de reeks met Van Raat dezelfde naam draagt als de legendarische drumsolo van Frank Zappa: The Black Page. De bewerking van The Black Page #1 voor piano waarmee Van Raat aftrapte miste echter de hoekigheid en daardoor de spanning van het origineel.
Zowel face so pale (1992) als bell (2015) van David Lang en Frederic Rzewskis Winnsboro Cotton Mill Blues vormden een geslaagdere verkenning van het percussieve karakter van de piano. face so pale is Langs bewerking van een ballade van Guillaume Dufay (Se la face ay pale) voor zes piano’s. Het prachtige stuk bestaat bijna geheel uit lang uitgesponnen, hypnotiserende zanglijnen vol tremolo’s.
Voor Van Raat schreef David Lang het werk bell dat stevig in de traditie van de componisten van Bang On A Can staat; behoorlijk swingend klokkengelui dus. Beide werken vertegenwoordigen overigens de duale natuur die er lijkt te bestaan in Langs oeuvre. Enerzijds is er de melancholische verstilling, waar face so pale, maar ook het recente death speaks en the little match girl passion voorbeelden van zijn. Anderzijds is er de stuwende puls, te vinden in werken als man made, pierced en pianocomposities als bell.
Frederic Rzewski, aangekondigd door Van Raat als een moderne versie van Franz Liszt, staat vrij ver af van de ogenschijnlijk simpele en buitengewoon analytische trefzekerheid van David Lang. Rzewskis Winnsboro Cotton Mill Blues uit Four North American Ballads barst van de muzikale ideeën, beeldspraak en ook een politieke boodschap ontbreekt niet. Het zijn dit soort stukken waarin Van Raat als solist excelleert. Van vingervlugge akkoordenpassages tot en met het spelen van baspartijen met de ellebogen; Van Raat is in zijn element.
De stormachtige Romantiek van Charles-Valentin Alkan kostte duidelijk meer moeite. De vier études (Op. 39) die samen de Symphonie pour piano seul vormen, vragen om een ongekend technisch vermogen, maar ook om zangerige lyriek. Een klare zanglijn was helaas afwezig in het spel van Van Raat, dat te voorzichtig in de linkerhand en te zwaar in de rechter was. Desalniettemin prettig om de onterecht onbekende Alkan eindelijk eens op een concertprogramma te zien. Waar blijft dat welverdiende retrospectief?
Van Raat revancheerde met een uitvoering van Rhapsody in Blue. In Gershwins virtuoze jazzrapsodie dreigde de melodielijn eveneens op momenten het onderspit te delven in de wirwar van noten, maar ging nergens kopje onder. Samen met de stukken van Lang de beste uitvoering van de avond.
Het sluitstuk, Sensitive Spot (2007) voor zes piano’s, van Kate Moore deed denken aan face so pale van David Lang, ook al komen de componisten via andere wegen tot hun uiteindelijke klankpalet. Waar Lang zijn muzikale materiaal uitsmeert over zes instrumenten, spelen bij Moore alle pianisten dezelfde melodie zo secuur mogelijk van de partituur. Gezien het snelle tempo en de grenzen van de menselijke precisie ontstaan er echter al snel verschuivingen in klanktexturen, met alle psychoakoestische effecten van dien. Anders dan bij David Lang waren de lang aangehouden, zachte passages in de compositie van Moore niet altijd even interessant. Het aangename geluidsbad dat het incidentele fortissimospel soms teweegbracht was dan weer wel een mooie vondst.
Ralph van Raat is volgend jaar april gelukkig weer terug met een avond gewijd aan de Engelse componist Thomas Adès.