Het schrijven van een lijvige, puur biografische uitgave over Franz Schubert is een lastige opgave. Er is weinig bekend over de jeugd van de componist en voor de documentatie van zijn latere leven is men als biograaf aangewezen op een beperkt aantal bronnen – voornamelijk beschrijvingen van zijn vrienden en kennissen, velen ook nog eens na de dood van Schubert vastgelegd. Bij leven was Schubert geen beroemdheid zoals tijdgenoot Beethoven en de waardering voor zijn oeuvre kwam ook pas postuum op gang.
Het boek Schubert van Hans J. Fröhlich is daarom geen puur biografische aangelegenheid. In het voorwoord geeft de auteur aan dat hij ook geïnteresseerd is in de sociale en psychologische achtergrond van de componist. Als bij dat laatste begrip – de psychologie – al geen alarmbellen zijn gaan rinkelen bij de lezer, dan zijn de analyses van Fröhlich aangaande Schubert reden genoeg om in het vervolg de pogingen van biografen om hun onderwerp psychologisch uit te diepen met argusogen te volgen. Scepsis is zeker op zijn plaats als dat onderwerp al bijna tweehonderd jaar geleden overleed.
Het gepsychologiseer van Fröhlich komt in een aantal passages pijnlijk naar voren. Zo kan de auteur het bijvoorbeeld niet laten om Schuberts ouders te pas en te onpas aan te wenden als Freudiaanse concepten in zijn gespeculeer over het karakter van Franz. Zo redeneert Fröhlich – zonder bewijs – dat Schubert als jongen getuige moet zijn geweest van geslachtsgemeenschap tussen zijn moeder en vader, omdat het huis waarin de familie woonde zo klein was. Deze hypothetische gebeurtenis zou zeer traumatisch geweest zijn voor de kleine Schwammerl en volgens de auteur later ook mogelijk verantwoordelijk voor de getroebleerde relatie tussen Schubert en zijn vader – die hij onderbewust het bezoedelen van zijn moeder kwalijk nam.
Dan zijn er ook nog de veelvuldige tekstanalyses, bijvoorbeeld die van Mein Traum geschreven in 1822, waarbij we van Fröhlich ook vooral de “incest met de maagdelijke moeder” als diepere laag niet onbenoemd mogen laten.
In zijn behandeling van de dood van Schubert lijkt het helemaal alsof Fröhlich zijn pijp tijdens het schrijven regelmatig stopte met hallucinerende middelen… Een maaltijd met zijn broers die de componist in de herberg Zum roten Kreuz zou hebben genoten is de aanleiding voor een reeks veronderstellingen die uiteenlopen van lichtelijk bizar tot bijzonder absurd. Schubert weigerde in de herberg namelijk zijn visgerecht te verorberen, waarschijnlijk omdat zijn appetijt door ziekte aangetast was geraakt. Voor de auteur is het echter ook een symbolisch gebaar, waarbij zijn oudere broer ineens de rol van gehate vader inneemt gedurende de maaltijd en er ‘duidelijke’ parallellen te zien zijn met de thematiek van Mein Traum, aldus Fröhlich tenminste.
Daar houdt de duiding niet op, want vis heeft volgens Fröhlich ook nog een fallische betekenis, hetgeen uiteindelijk deze psychoanalytische parel oplevert:
Zonder twijfel correspondeert echter het erotisch-esthetische welgevallen aan de ‘muntere Forelle’ met de weerzin tegen de dode, de gedode vis op zijn bord, in het bijzonder tegen de lucht ervan. Het is het weerzinaffect tegen de geur van sperma en de afscheiding tijdens de menstruatie. Juist dit laatste echter doet Schubert zich bewust worden van dubbele rol van de vrouw als moeder en geslachtelijk wezen.
Vanwege al het gepsychologiseer en gespeculeer is het makkelijk om te vergeten dat Schubert een groots componist was, maar de muziek speelt helaas niet vaak de hoofdrol in Fröhlichs biografie. Schetsmatig zijn de invloeden van buitenaf die een weerslag gehad hebben op het leven van Schubert en zijn vrienden, het strenge bewind van Prins Klemens von Metternich bijvoorbeeld. Aan het begin van de biografie schetst Fröhlich een mooi beeld van hoe het leven in het verarmde deel van Wenen moet zijn geweest en ook later in de biografie lukt het om te illustreren hoe Schubert geleefd moet hebben. Dergelijke momenten zijn helaas dun gezaaid. Zelfs aan biografische gebeurtenissen wordt soms snel voorbij gegaan, bijvoorbeeld zijn verblijf in Hongarije als docent bij de familie Eszterházy.
De chronologie is verder nog wel eens zoek, aangezien Fröhlich vaak gebeurtenissen van jaren later naar voren haalt om een punt te maken – de Schubert uit 1824 wordt dan bijvoorbeeld uitgebreid gebruikt om zijn vijftienjarige versie te contextualiseren.
Om de bovengenoemde redenen en het volstrekt archaïsche taalgebruik is de Schubert biografie van Hans J. Fröhlich een opgave om te lezen. Maar het eten van een forel of een stuk zalm zal in ieder geval nooit meer hetzelfde zijn.