Titel:Messiaen
Auteur(s):
Jaar:2005
Uitgever:Yale University Press
Waardering:

messiaen-hill-simeoneDe biografie die Peter Hill en Nigel Simeone over Olivier Messiaen schreven is een van de eerste werken, in ieder geval in het Engels, waarbij de auteurs gebruik konden maken van het volledige privé-archief van de componist. Het resultaat is een goed geïnformeerde en rijk geïllustreerde beschouwing van het leven van de componist. Messiaen stond bekend als uiterst hoffelijk in de omgang, maar was afstandelijk tegenover de muziekpers. De groeiende terughoudendheid waarmee Messiaen zijn persoonlijke leven wereldkundig maakte had deels te maken met een uiterst onaangename episode gedurende de jaren veertig die bekend kwam te staan als “Le Cas Messiaen”. Enkele Franse critici uitten hevige kritiek op de praktijk van de componist om zijn werken te voorzien van uitgebreid analytisch en religieus commentaar tijdens opvoeringen, de zure toon sloeg eveneens over op de kritische behandeling van Messiaens composities. Het alomtegenwoordige rooms-katholicisme van Messiaen zorgde door de jaren heen vaker voor wrijving in de recensies en verhandelingen over het oeuvre van de componist. Gezien alle kritiek is het des te lovenswaardiger dat Olivier Messiaen onversaagd werken bleef componeren met een diep religieuze inslag, zelfs met enkele uitzonderingen daargelaten.

Vanwege Messiaen’s betrekkelijk geringe loslippigheid lijkt het bijna alsof zijn leven bijna volledig uit zonneschijn bestond, op een gebeurtenis na, het gedwongen verblijf in het Duitse gevangenenkamp Stalag VIII-A tijdens de Tweede Wereldoorlog – waar hij het magistrale Quatuor pour la fin du temps schreef. De biografie van Hill en Simeone brengt op momenten de nodige realiteit weer terug in de door Messiaen soms wat bloemrijker voorgestelde herinneringen. Zo komt de schrijnende relaas over de aftakeling van zijn eerste vrouw (Claire Delbos) aan bod, iets waar Messiaen zelf liever het zwijgen over toe deed.

Naast het nuanceren en uitdiepen van de levensloop van de componist wordt ook zijn werk onderzocht door Hill en Simeone. Zij komen bijvoorbeeld tot interessante conclusies over de dieperliggende betekenis met betrekking tot Messiaens liefde voor Delbos en de ontluikende liefde met zijn tweede vrouw Yvonne Loriod in relatie tot de liedercyclus Harawi. De auteurs laten zich overigens niet verleiden tot zwaar musicologische verhandelingen, waardoor een analyse van bijvoorbeeld de Turangalîla-Symphonie of het latere Éclairs sur l’au-delà… niet in totale abstractie verzanden voor de leek.

Aangezien Messiaen en pianiste Loriod er een uiterst drukbezet schema op na hielden leest een groot deel van de biografie helaas als een lange opsomming van concertdata met korte, inhoudelijke uitweidingen. Daarnaast zouden enkele “spelers” in het leven van Messiaen baat hebben bij enige biografische context. Claire Delbos en Yvonne Loriod krijgen uiteraard de aandacht die ze verdienen, maar personen als Pierre Boulez of Pierre-Laurent Aimard duiken plots op (beiden als muziekstudent van Messiaen) en over hun rol en verdere betekenis in het creatieve leven van Messiaen wordt voornamelijk terloops gesproken. Tegenover beide onvolkomenheden staat weer de voortreffelijke wijze waarop Hill en Simeone de artistieke crisis die het schrijven van de opera Saint François d’Assise veroorzaakte tegen het einde van Messiaens leven inzichtelijk maken, met behulp van dagboekfragmenten en persoonlijke gesprekken met de weduwe Loriod.

In de biografie zijn dagboekpassages opgenomen waar een totale en gelukzalig ongekunstelde euforie zich van Olivier Messiaen meester maakt als hij getuige is van ontzagwekkende natuurfenomenen of het zingen van een tjiftjaf. Gelukkig heeft de kritiek van cynische critici hem er niet van weerhouden om die vervoering en verrukking te uiten in zijn muziek. Het maakt hem dan ook tot een van de bijzondere, originele eenlingen als componist en in de komende jaren waarschijnlijk tot een onderwerp van nog verdergaande (biografische) studie. Het boek van Peter Hill en Nigel Simeone vormt hiervoor een mooie basis.

Titel:Franz Liszt: The Final Years, 1861 - 1886
Auteur(s):
Jaar:1997
Uitgever:Cornell University Press
Waardering:

franz-liszt-the-final-years“The Final Years” vormt de conclusie van Alan Walkers driedelige biografie van Franz Liszt, eerder verschenen mijn recensies van het eerste en tweede deel.

Dat Franz Liszt de laatste jaren van zijn leven niet op zijn lauweren is gaan rusten mag geen verrassing heten. Het etiket “turbulent” dat de eerdere fases uit het leven van Liszt adequaat omvat is ook zeker van toepassing waar het de nadagen van de man betreft. Na het vertrek uit Weimar vestigt de componist zich in Rome, waar zijn levensgezellin prinses Carolyne zu Sayn-Wittgenstein inmiddels ook verblijft en verwikkeld is in onderhandelingen met de Rooms-katholieke kerk over het verkrijgen van toestemming voor een huwelijk tussen haar en Liszt.

Rome is een van de drie steden die samen met Weimar en Budapest de “drie-eenheid” vormen waar Liszt in de laatste twintig jaar van zijn leven jaarlijks achtereenvolgens naar afreist. Het verblijf in Weimar en Budapest staat voornamelijk in het teken van doceren, respectievelijk aan huis en aan het conservatorium. De opzet van veel van Liszts lessen in die tijd doet Walker concluderen dat hij de uitvinder van de moderne “master class” is. Rome lijkt vooral een retraite waar hij in alle rust kan componeren, Walkers beschrijving van Liszts regelmatige verblijf in Villa d’Este is in dit geval exemplarisch.

Er is in dit deel van de biografie diepgaande aandacht voor de positieve kanten uit het leven van Liszt, zoals zijn wijding als abbé en de groeiende waardering voor zijn persoon (bijvoorbeeld in Weimar) en zijn activiteiten als componist en symfonist in het bijzonder. Toch staat verhaal van Walker voornamelijk in het teken van de vele tegenslagen die Liszt op latere leeftijd kreeg te verwerken en hoe deze feiten Liszt soms als componist vormden. Revolutionaire composities als “Nuages gris” en “La lugubre gondola” zijn volgens Walker deels terug te voeren op Liszts emotionele gesteldheid in die jaren. Het uitblijven van zijn huwelijk met Carolyne zu Sayn-Wittgenstein door de politieke machinaties van de schoonfamilie Hohenlohe en de dood van zijn dochter Blandine krijgen van de auteur de aparte hoofdstukken die dergelijke gebeurtenissen verdienen, maar veruit de meeste aandacht gaat uit naar de onfortuinlijke driehoeksverhouding tussen Cosima von Bülow-Liszt, Hans von Bülow en Richard Wagner.

Het verhaal rond de affaire tussen Wagner en Von Bülow heeft in de nauwgezet beschreven versie van Walker niets ingeboet aan dramatiek en het is niet moeilijk voor te stellen dat de kwestie en de nasleep diepe emotionele sporen hebben nagelaten bij Liszt.
Opvallend is overigens de behandeling van de persoon Richard Wagner. Het is niet dat Walker bijzonder negatief is over de Meester van Bayreuth, maar de door hem aangehaalde bronnen schetsen het beeld van een obstinaat en egocentrisch heethoofd – waarschijnlijk niet ver bezijden de waarheid. Zo zeurt Wagner regelmatig bij Liszt om geld om vervolgens, na nul op het rekest te hebben gekregen, bijzonder onaangenaam van leer trekken tegen zijn weldoener en toekomstige schoonvader. Franz Liszt, ook niet zonder nukken of van onbesproken gedrag (bijvoorbeeld zijn affaire met Agnes Street-Klindworth), kan op veel meer verdediging van Walker rekenen, in lijn met diens verlangen naar correctie van het onevenwichtige beeld dat van Liszt is ontstaan na zijn dood.

Ook in dit deel maakt Alan Walker enkele historische contextualisaties. De uitweidingen over politieke machinaties binnen de Rooms-katholieke kerk – met kardinaal Gustav Hohenlohe als lijdend voorwerp – zijn geslaagder dan de uiteenzetting over de Frans-Duitse Oorlog, omdat in het laatste geval niet meteen duidelijk is wat de directie relevantie is met betrekking tot Liszt. ((Die relevantie wordt later overigens wel pijnlijk duidelijk als de immer charmante Wagners (Richard en Cosima, in dit geval) zich enthousiast uitlaten over de uitkomst van de oorlog tegenover Liszt en zijn Franse vrienden.))

Walker besluit zijn biografie met een ronduit pijnlijke en minutieuze beschrijving van de laatste dagen van Franz Liszt, die de componist doorbracht in Bayreuth ten tijde van de Bayreuther Festspiele. Een zo mogelijk slechtere plaats voor Liszts sterfbed is bijna niet te bedenken, Bayreuth is tenslotte het Heiligen der Heiligen waar het Richard Wagner betreft – die persoonlijk al bij leven dermate overtuigd was van de kwaliteit van zijn oeuvre en de overbodigheid van al het andere. In de reuring van het festival, de eerste editie georganiseerd door de weduwe Cosima Wagner, lijkt de doodzieke Liszt bijna te worden vergeten en de symptomen van vergaande aftakeling worden aanvankelijk niet bijster serieus genomen. Zelfs na zijn overlijden blijft er gesteggel ontstaan over zijn laatste rustplaats en de uitvoering van zijn testament.

“The Final Years” eindigt wat abrupt met de dood van prinses Carolyne. Verwacht van Alan Walker geen diepzinnige slotreflectie of een toepasselijk citaat, de biografie heeft dat ook geenszins nodig. De drie delen zijn op zichzelf al genoeg eerbetoon aan het fenomeen Franz Liszt.

De ware twintigste eeuwse erfgenaam van Franz Liszt als het gaat om groots Paaps Pianowerk is zonder twijfel Olivier Messiaen, deze devote katholiek componeerde meerdere religieuze werken voor piano waarvan “Vingt regards sur l’enfant-Jésus” zonder twijfel een van de hoogtepunten is.

“Vingt regards”, een twintigdelige beschouwing van het Jezuskind, bevat alle karakteristieke elementen die het oeuvre van Messiaen over het algemeen rijk is. Symbolische motieven duiken door de hele cyclus in verscheidene gedaantes op en bieden houvast in het bijna twee uur durende werk. Ook transcripties van vogelzang – een andere, levenslange fascinatie van de componist – zijn sterk aanwezig. Oorspronkelijk zou Messiaen het werk componeren als muzikale begeleiding bij een lezing van gedichten (“Les Douze Regards”) van Maurice Toesca op de Franse radio. Gezien het kolossale eindresultaat heeft de bewust radio uitzending nooit plaats gevonden.

De cyclus is een zeer persoonlijk werk waarvan de partituur zeer gedetailleerd is in de notatie; het biedt de pianist bijna geen vrijheid, tenzij deze moedwillig wil afwijken van wat Messiaen op papier heeft gezet. Uitvoeringen van alle twintig delen zijn schaars, waarschijnlijk door de lengte (een lot dat de meeste muziek van Kaikhosru Shapurji ook beschoren is) en de technische complexiteit van het werk. Alleen al de ritmische verschuivingen die zowel de linker- als de rechterhand in veel passages moeten doormaken zijn genoeg om enig angstzweet op het voorhoofd van een pianist te doen verschijnen. Uiteindelijk zeggen de technische obstakels en de lengte van het werk namelijk niet zoveel over de emotionele kracht van de compositie. Die is namelijk aanzienlijk. Een aantal pianisten hebben zich gewaagd aan integrale interpretaties, waaronder bekende namen als Steven Osborne en Pierre-Laurent Aimard (overigens een pupil van Messiaens vrouw, pianiste Yvonne Loriod).

Aimard, met zijn precisie en heldere spel, is de uitgelezen pianist voor een werk als “Vingt Regards”. ((Beide kwaliteiten zijn overigens ook een pluspunt in zijn interpretatie van Bachs “Die Kunst der Fuge”, maar blijken een beperking in bijvoorbeeld zijn bijna lethargische uitvoering van de Sonate in B mineur van Franz Liszt.)) De Fransman ontlokt mysterie aan het instrument, maar laat de piano even hard bulderen als Messiaen er om vraagt.

Titel:Life of Chopin
Auteur(s):
Jaar:1863

lifeofchopinWat ook de kritische kanttekeningen mogen zijn bij “Life of Chopin” ((De Engelse vertaling is hier integraal te vinden in de catalogus van Project Gutenberg. Het betreft een vertaling uit het Frans van Martha Walker Cook uit 1880 en deze tekst wordt over het algemeen gebruikt in de gedrukte edities die nu algemeen verkrijgbaar zijn.)), feit blijft dat de korte biografie die Liszt schreef over zijn overleden vriend en collega een opmerkelijk eerbetoon is in de muziekgeschiedenis. Het boek is tevens symptomatisch voor de ongekende promotie van door Liszt bewonderde componisten (Wagner, Berlioz, Saint-Saëns, om er een paar te noemen), een aspect van zijn persoonlijkheid dat zich met name vanaf zijn tijd in Weimar ten volle ontplooide.

“Life of Chopin” is helaas niet zo’n goed boek, ondanks al het enthousiasme en de eerbare bedoelingen. Het wemelt in de tekst van Romantische beeldspraak en uiterst wollig taalgebruik. Pagina’s vol exclamaties en hoogdravende filosofische bespiegelingen, te herkennen aan royale doses zelfstandige naamwoorden in kapitalen, zorgen er voor dat het overkoepelende onderwerp – het leven van Chopin – al snel grotendeels ondergesneeuwd raakt.
Volgens Liszt biograaf Alan Walker kan een deel van deze problemen toegeschreven worden aan de interventies van de Liszts levensgezellin; Prinses Carolyne zu Sayn-Wittgenstein. De prinses zou het oorspronkelijke verhaal van Liszt hebben willen larderen met hemelbestormende, metaforische overpeinzingen die het genie van zowel Chopin en Liszt in een passende context plaatsen. Walkers notie is op zich niet heel vreemd, gezien de schrijfstijl die ze aan de dag legt in haar vele (lange) brieven aan Liszt en het vierentwintigdelige “Des causes intérieures de la faiblesse extérieure de l’Église” –  Sayn-Wittgensteins obscure magnum opus – een persoonlijk gekleurde kritiek aangaande de Rooms-Katholieke Kerk in de negentiende eeuw. Het is maar goed dat de vierentwintig delen nooit verplichte literatuur op de middelbare scholen zijn geworden…

Gelukkig kunnen de bovengenoemde passages makkelijk worden overgeslagen en is “Life of Chopin” op zijn helderst in de biografische delen van de acht hoofdstukken. Is daar misschien de persoonlijke hand van Liszt als auteur te zien? De poëtische analyses van het werk van Chopin zeggen waarschijnlijk meer over de interpretatie van de composities door Liszt aan de piano dan dat ze daadwerkelijk gebaseerd zijn op biografische feiten uit het leven van de Poolse componist. Opvallend is ook de kwalificatie van de pianoconcerten en sonates als werken ontsproten uit “inspiratie” en niet uit “genialiteit” zoals de polonaises, préludes, e.d. Het zijn deze fragmentarische ontboezemingen die het boek de moeite waard maken om te lezen, maar er eveneens voor zorgen dat “Life of Chopin” belangrijker is voor de duiding van de levensloop van Franz Liszt dan van het onderwerp van zijn eerbetoon.