Concert: Kammerorchester Basel & Christian Zacharias – Mendelssohn, Beethoven en Schumann
Datum:13 mei 2015
Uitvoerende(n):Kammerorchester Basel, Christian Zacharias
Locatie:deSingel, Antwerpen
Waardering:

Foto: Christian Flierl

Foto: Christian Flierl

Dirigerende pianisten zijn geen unicum, maar een pianist die het orkest bestierd vanachter de piano is toch wat zeldzamer. Christian Zacharias deed het, samen met het Kammerorchester Basel, in een vertolking van het derde pianoconcert van Ludwig van Beethoven. Zacharias’ spel wist helaas niet heel erg te vervoeren, hetgeen bijvoorbeeld erg duidelijk werd in het ongeïnspireerde Largo. Het is nooit een goed teken als Beethovens langzame delen eindeloos lijken te duren. Het samenspel tussen orkest en piano miste vaak de nodige precisie, zoals blazers die een fractie te vroeg inzetten, zeker gedurende de veeleisende passages voor de pianist.

Robert Schumann zou als een kind zo blij zijn met de moderne opnamestudio en de uitvinding van de meersporenopname. De hoeveelheid lagen waaruit zijn tweede symfonie is opgebouwd is gigantisch. Een heel spetterende afsluiting werd van de avond werd de symfonie echter niet, welicht te wijten aan Schumanns orkestratie, maar waarschijnlijk eerder de vlakke interpreatie van het Kammerorchester Basel.

De toegift, een deel uit de vijfde symfonie van Felix Mendelssohn, deed vermoeden dat Christian Zacharias zich aanmerkelijk beter thuis voelde in het idioom van deze vroege Romanticus. Mendelssohns Ouverture “Die Hebriden”, waarmee het concert opende, was een andere aanwijzing voor deze affiniteit. In de concertouverture kwam de aangename klank van het kamerorkest, met kleine gebaren geleid door Zacharias, ten volle naar boven. Een volledig Mendelssohnprogramma was misschien nog niet eens zo’n gekke keuze geweest, in plaats van de twee middelmatige uitvoeringen van Beethoven en Schumann die nu het leeuwendeel van het concert vormden.

Enkele weken geleden plofte de nieuwe abonnementenbrochure van de Doelen op de deurmat. Ook dit jaar weer een flink aantal interessante concerten, opvallend veel Schubert, Schumann en natuurlijk die eeuwige Mozart.

Een aantal grote orkesten, waaronder het Berliner Philharmoniker met Simon Rattle, zullen Rotterdam bezoeken. De selectie van werken spreekt helaas niet direct tot de verbeelding, het is een mixtuur van premières en de geijkte symfonisten.

Op het gebied van de piano vallen vooral twee vermaarde vrouwen op: Imogen Cooper en Hélène Grimaud. Cooper speelt onder meer een programma van Wagner in bewerkingen van Liszt en de Davidsbündlertänze van Schumann. Het recital van Grimaud bestaat uit een eigenaardige, maar intrigerende mix van werken met als verbindend thema ‘water’. Altijd mooi om zowel Berio en Takemitsu het podium te zien delen met een verstokte Romanticus als Brahms.

De winnaar van de Koningin Elisabethwedstrijd 2013, Boris Giltburg, is ook aanwezig met een selectie die zijn pianistische kwaliteiten ten volle zouden moeten etaleren. Gezien de positieve recensies in de rest van Europa waarschijnlijk de moeite om te gaan zien. Verder worden de recitals van de andere pianisten dit seizoen gekenmerkt door een zekere behoudendheid, hetgeen ook het geval is de serie strijkkwartetten. Veel verder dan Webern en Schoeck gaat het modernisme dit keer niet.

Vocaal gezien springen het Requiem van Fauré en de uitvoering van Steel Hammer van Julia Wolfe door het Trio Mediaeval in het oog. Het werk van Wolfe is een volslagen unieke kijk op folk en Americana, met een hoofdrol voor de Amerikaanse legende John Henry.

Oude muziek is er dit seizoen ook. Jordi Savall zal twee concerten met zijn Hesperion XXI verzorgen, waaronder een toepasselijk concert in het teken van Erasmus en weinig gehoorde noten uit het Ottomaanse rijk. Het Huelgas Ensemble brengt een wat conventioneler programma, waar Pérotin en Matteo da Perugia een belangrijke rol spelen.

Blijkbaar smaakte de vruchtbare samenwerking met David Lang dit Red Sofa-seizoen naar meer, aangezien de namen van Lang, Wolfe, Gordon en Bang On A Can All Stars wederom opduiken in de brochure. Er is bijvoorbeeld een Bang On A Can Marathon, naar het beproefde New Yorkse model, waar vanaf drie uur ’s middags tot diep in de avond nieuwe muziek te horen zal zijn. Eveneens is er een première van crowd out 2 van David Lang dat garant staat voor spektakel, gezien de gigantische bezetting voor 1000 zangers in de Onderzeebootloods op het RDM-terrein.

De slagwerkgroep van Colin Currie is ook weer van de partij met een uitvoering van Steve Reichs Music for 18 musicians, een werk dat immer blijft imponeren. John Luther Adams’ Become Ocean moet eveneens een bijzondere ervaring zijn, gezien het verdere oeuvre van deze componist. Waarschijnlijk een werk dat vooral in een concertzaal tot zijn recht komt.
De onverschrokken pianist Ralph van Raat brengt een programma dat in het teken staat van Thomas Adès, waaronder diens adembenemende Darknesse Visible. Het DoelenEnsemble duikt in de klankwerelden van een keur aan componisten, waaronder Stockhausen en Nono, maar ook de vroege Amerikaanse enfant terribles. Dit jaar toch maar eens die Red Sofa Bankpas aanschaffen…

Concert: Grigory Sokolov – Chopin
Datum:14 mei 2014
Uitvoerende(n):Grigory Sokolov
Locatie:De Doelen, Rotterdam
Waardering:

Grigory SokolovGrigory Sokolov werd door de Doelen middels een citaat uit NRC Handelsblad aangekondigd als een meesterpianist van constante kwaliteit. ((“Maurizio Pollini heeft wel eens een mindere dag, Radu Lupu wordt steeds excentrieker. Op Sokolov kun je in zijn jaarlijkse recital in de Meesterpianisten altijd bouwen.”)) Die consistentie was ook deze avond merkbaar, maar dat wil niet zeggen dat Sokolovs lezing van werken van Frédéric Chopin een serie voltreffers betrof.

Voor de pauze klonk de Piano Sonate in b, Op. 58, een van latere werken uit Chopins korte leven en de laatste sonate die hij zou schrijven. Een trefzekere behandeling van het Allegro maestoso zette de toon voor de rest van de avond die zich kenmerkte door een formidabele technische beheersing, maar ook een zekere plechtstatigheid, die deels voortkwam uit de door Sokolov gekozen tempi. ((Alternatieve behandelingen van tempo aanduidingen kunnen controversieel zijn. De experimenten van Garrick Ohlsson met de Scherzi van Chopin (te horen op Hyperions complete Chopin editie) zijn niet naar ieders smaak, maar leveren wel interessante, nieuwe inzichten op.)) Nu moet opgemerkt worden dat veel werk van Chopin misbruikt door jonge pianovirtuosen wordt om er zo snel mogelijk doorheen te kunnen razen. Delen uit de derde sonate zijn geknipt voor een dergelijke mishandeling, dan vergeet men voor het gemak de non tanto-indicatie (niet te veel) in het afsluitende Presto maar even. Bij Sokolov voerde een relatief kalme aanpak de boventoon, hetgeen bijvoorbeeld in de Finale mooie accenten opleverde, mede door de korte aarzelingen die hij soms inlaste in zijn spel. Zijn analytische benadering werkte echter niet volledig, in het Largo was het moeilijk om geconcentreerd te blijven, al kan dat komen door de persoon die bijna stikte in een hoestbui terwijl zijn of haar mobiele telefoon lustig rinkelde…

Het programma na de pauze bestond enkel uit een aantal mazurka’s; werken die vaak worden gebruikt als vulling om gaten in pianorecitals op te vullen. Een royale selectie is daarom vrij uniek. Chopins verzameling Poolse volksdansen zou op papier vergelijkbaar kunnen zijn met collecties van miniaturen als Schumanns Carnaval of zijn Fantasiestücke, Debussy’s Préludes of Chopins eigen creaties in hetzelfde genre. Aanvankelijk, tot grofweg de eerste vijf werken, leek de vergelijking met dergelijke miniaturen ook op te gaan, maar gaandeweg bleken de stukken toch te gelijkaardig in ritmiek en melodische inventie. Het blijft prachtige muziek die vakkundig, maar soms wat te bestudeerd door Sokolov werd gespeeld. In de hoeveelheid en samenstelling bleken de mazurka’s toch niet heel bevorderlijk voor de spanningsboog van een concertprogramma.

Na de laatste mazurka trakteerde het publiek de oude meester op een uitzinnig applaus dat hem ertoe bewoog om nog minstens zes toegiften te spelen. Alleen daarom al een bijzondere avond, maar desondanks miste er magie.

20140413-174716.jpgLeipzig heeft een imposante muzikale historie, met Johann Sebastian Bach en Felix Mendelssohn-Bartholdy als bekendste burgers. In de tijd van Bach was het stadsbestuur wellicht niet al te blij met haar musici, maar tegenwoordig profileert Leipzig zich trots als muziekstad. Zo is er het Leipziger Notenspur, een wandeltocht voor muziekliefhebbers langs alle belangrijke muzikale plaatsen in de stad.

Met zijn vele bouwputten en een wat ongezonde voorliefde voor brede autowegen heeft Leipzig wel wat gemeen met Rotterdam. Een aantal historische locaties, zoals de plek waar Clara Schumann geboren werd, zijn verloren gegaan in de bombardementen gedurende de Tweede Wereldoorlog, nog een overeenkomst met Rotterdam.

Bach Museum

Thomaskirchhof 15
20140413-173115.jpgHet Bach Museum ligt tegenover de Thomaskirche en de permanente tentoonstelling geeft een mooi overzicht van Bachs leven. Uiteraard is er een collectie manuscripten te zien in Bachs karakteristieke handschrift, maar de missie van het museum is breder dan alleen het verzamelen van Bach-parafernalia. Op de tweede verdieping van het gebouw kan de bezoeker bijvoorbeeld de samenstelling van een Barokorkest kan ervaren en er is eveneens een plek om te grasduinen in het muziekarchief en te luisteren naar composities van Bach.

Gewandhaus zu Leipzig

Augustusplatz 8
In het Gewandhaus werd vandaag een Musik Fest gehouden waar kinderen en volwassenen kennis kunnen maken met muziek en muziekinstrumenten. Helaas was het niet mogelijk om een concert te bezoeken, aangezien de akoestiek van de zalen in het nogal onooglijke gebouw uitmuntend zou zijn, om nog maar te zwijgen over de hoge kwaliteit van het Gewandhaus Orchester.

Mendelssohn-Haus

Goldschmidtstraße 12
20140413-180611.jpgMendelssohn woonde in een aantal prachtige vertrekken aan de Goldschmidtstraße net buiten het centrum van de stad. Het gebouw is nu een museum dat in het teken staat van Mendelssohn als componist en als muzikale sleutelfiguur in de stad. Leipzig heeft veel te danken aan Mendelssohn, zonder hem zou het Gewandhaus Orchester bijvoorbeeld niet het instituut zijn dat het nu is.
Het museum is uitstekend. De benedenvloer is een plek waar bezoekers het oeuvre van de componist kunnen beluisteren en bestuderen. Tevens is er een installatie waar de bezoeker zelf belangrijke werken van Mendelssohn kan “dirigeren”. De techniek liet het concept enigszins in de steek (met name de sensor die het zwaaien van de dirigeerstok moest volgen), maar de investering die het museum in nieuwe presentatietechniek mag bewonderenswaardig genoemd worden. De mooi gerestaureerde bovenverdieping van het gebouw is een reconstructie van hoe Mendelssohn geleefd en gewerkt heeft in de laatste jaren van zijn korte leven.

Schumann-Haus

Inselstraße 18
20140413-182621.jpgHet huis waar Robert Schumann en zijn kersverse vrouw Clara direct na hun huwelijk introkken ligt aan de Inselstraße, in een rustig deel van Leipzig. Het kleine museum is helaas vooral ingesteld op Duitssprekende bezoekers en heeft niet zo’n grote collectie. De pianoforte van Friedrich Wieck – de vader van Clara – is te zien, maar het merendeel van het leven van de Schumanns wordt uit de doeken gedaan middels foto’s en reproducties van originele objecten. Toch is het goed dat het museum bestaat, zeker gezien de erbarmelijke staat van de appartementen voor de restauratie door het Robert und Clara Schumann Verein.

Morgen naar Weimar!

Titel:The Romantic Generation
Auteur(s):
Jaar:1995
Uitgever:Harvard University Press

romanticEen uitgebreid eerste hoofdstuk over de techniek van het pianopedaal en een theoretische uitleg over rubato, Charles Rosen zet al vanaf het begin de toon in zijn boek over de Romantische Generatie. De onlangs gestorven Rosen schreef het in 1995, maar bijna 20 jaar later blijft het even interessant.

Rosen schrijft in dit boek over de muziek van de bekendste Romantische componisten, en belicht hun leven enkel indien het nodig is om hun muziek beter te kunnen plaatsen. Voor de rest treedt de muziek hier op de voorgrond: er gaat amper een pagina voorbij zonder een staaf muziek. Toonladders, tonaliteiten, thema’s… het wordt allemaal behandeld samen met de bladmuziek ter illustratie.

Schubert, Schumann, Berlioz en Mendelssohn passeren de revue, maar het zijn Liszt en vooral Chopin die de hoofdrol spelen. Aan hen zijn de twee belangrijkste stukken hoofdstukken gewijd, of toch vooral aan hun muziek. Over de componisten en hun leven zelf wordt er amper uitgeweid, over hun muziek des te meer. Vooral Chopin kan niets verkeerd doen, zijn muziek wordt door Rosen enkel in superlatieven uitgedrukt. Hij is wel eerlijk genoeg om soms banale stukjes te belichten, maar gebruikt deze dan als basis voor andere geniale vondsten van Chopin. Hij gaat zelfs zo ver om bepaalde fouten te corrigeren die in de partituren geslopen zijn tijdens het kopiëren van de manuscripten door de uitgevers.

Heel anders gaat het met Liszt. Er gaat geen pagina voorbij zonder dat hij als ‘vulgair’ wordt omschreven, en zijn reputatie als showmens kan Rosen duidelijk niet verkroppen. Toch straalt hier ook de bewondering voor de improvisatietechnieken duidelijk uit. Ook zijn gebruik van klankkleur en uitvinding van nieuwe pianotechnieken kan Rosen wel waarderen. Over de niet-pianowerken is Rosen echter kort: ‘His orchestration is, in most cases, dreadful.’ Toch is het Liszt die op de (behoorlijk lelijke) cover van het boek staat en niet Chopin, wat een beetje de inhoud goedmaakt.

En zo blijft Rosen zijn persoonlijke toetsen door het boek verspreiden en wordt het nooit saai. De analyse van muziekstukken blijft op de voorgrond, en zijn kennis en inzicht hierin zijn ongeëvenaard, maar het wordt nooit droog. Hiervoor besprenkelt hij de tekst teveel met zijn persoonlijkheid.

Dit boek verdient echter wel een iPad-uitgave waarbij je elk stukje muziek kan beluisteren. Ook al kan je muzieknotatie lezen, soms is het erg moeilijk om te zien waar het allemaal om draait. Als je het stuk dan tegelijk kan horen, zou het dit al heel wat duidelijker maken.

The Romantic Generation is een erg fijn boek dat lange tijd door mij bewaard zal blijven. Ik zal het niet meer in één stuk uitlezen maar wel vaak te hand nemen bij het beluisteren van een bepaald stuk dat in het boek belicht wordt. Zelfs al is het dan een stuk van Liszt.

Titel:Wagner & Me
Regisseur:Patrick McGrady
Schrijver(s):Patrick McGrady
Jaar:2010
Omroep:BBC
Waardering:

wagner and me“Wagner & Me” gaat bovenal om de liefde van Stephen Fry (komiek, schrijver, presentator, etc.) voor de muziek – of liever gezegd: het totaaltheater – van Richard Wagner. Het is eigenaardig om te zien hoe zeer Fry, normaliter ietwat uitgestreken en altijd gevat, niet veel meer kan dan stamelen als hij op het podium in Bayreuth staat of de openingsakkoorden van “Tristan en Isolde” hoort. Op een gegeven moment staan er drie Walkuren met vleugels van plexiglas op een decorstuk van ongeverfd spaanplaat de meest extreme vocale uithalen ten gehore te brengen en Fry kan niets anders dan vol bewondering toekijken. Het is misschien moeilijk voor te stellen waar zulke vervoering precies vandaan komt, zeker voor hen die niet van opera of Wagner in het bijzonder houden, maar de Meester van Bayreuth lijkt zulke extreme emoties nou eenmaal los te maken bij wie er ontvankelijk voor is.

De documentaire is op zijn interessantst als Fry samen met een kenner het muzikale vernuft van Richard Wagner in kaart brengt aan de hand van “Tristan en Isolde”. Vermakelijk is ook zijn bezoek aan Bayreuth alwaar de voorbereidingen van de Bayreuther Festspiele in volle gang zijn. Het interview met een van de organisatoren van het festival, Eva Wagner-Pasquier, over haar overgrootvader verloopt bijzonder stroef. Fry tracht tevergeefs allerlei romantische ideeën te verbinden aan de organisatie van het Wagner festival door twee vrouwelijke afstammelingen van Richard Wagner, maar Eva Wagner-Pasquier is of te gehaast, of te ongeïnteresseerd om er inhoudelijk op in te gaan. Of zou die vermeende Wagneriaanse onvriendelijkheid toch van generatie op generatie doorgegeven worden?

Minder geslaagd zijn Fry’s pogingen om de problematische verhouding tussen Richard Wagner, zijn muziek en Adolf Hitler te analyseren en nuanceren. De komiek is zelf van Joodse komaf en vraagt zich in de film af of hij daarom de muziek van Wagner eigenlijk wel mooi zou mogen vinden vanwege de associatie van Wagner met het nazisme. Gedurende de documentaire blijft dit schuldgevoel echter nogal abstract, vooral omdat Fry met wijdopen ogen van de ene verrukking in de andere valt. Zijn gesprek met celliste Anita Lasker-Wallfisch is het enige moment waarop de wroeging van Fry geen excuus lijkt om de donkere kanten van Wagner te behandelen.
Lasker-Wallfisch was in Auschwitz onderdeel van het Vrouwenorkest, hetgeen haar redde van de gaskamers, en speelde Robert Schumanns “Träumerei” voor de beruchte Josef Mengele. Zij stelt in “Wagner & Me” twee relevante vragen aan Stephen Fry. Ten eerste waarom hij specifiek in Bayreuth een opera van Wagner wil zien, aangezien die plaats terecht een beladen historie heeft met betrekking tot het nazisme. En waarom hij zich eigenlijk uren bloot zou willen laten stellen aan allesdoordringend gegil…

Anita Lasker-Wallfisch is duidelijk geen liefhebber van opera, ik ben dat ook niet, maar de documentaire is toch zeer zeker het bekijken waard voor eenieder die van muziek houdt. Bij de operapassages uit de film kunt u het geluid desgewenst gewoon wat zachter zetten.

Concert: Yundi speelt Chopin en Beethoven
Datum:24 april 2013
Uitvoerende(n):Yundi Li
Locatie:De Doelen, Rotterdam
Waardering:

yundi_li

Waar te beginnen? Yundi Li is een opkomende ster van de laatste generatie pianisten en vergelijkbaar met een rockster in termen van populariteit. Yundi won de Eerste Prijs tijdens de Internationale Frédéric Chopin Piano Competitie toen hij 18 jaar oud was. Hij nam daarna werken van Chopin en Liszt op voor Deutsche Grammophon en recent voor EMI. Zijn recentste album bevat drie sonates van Beethoven: No. 23 in F klein, Op. 57 (“Appassionata”), No. 8 in C klein, Op. 13 (“Pathétique”) and No. 14 in cis klein, Op. 27 (“Quasi una fantasia”/”Mondschein”). De voornoemde werken, samen met twee Chopin nocturnes als introductie, vormden gisteren het programma in Concertgebouw De Doelen in Rotterdam.

De zal zat bijna helemaal vol, iets dat niet heel vaak voor komt dezer dagen, zeker niet met solo recitals. De enige andere solo uitvoering van dit seizoen met een gelijkwaardig bezoekersaantal was een optreden Valentina Lisitsa met een selectie van bijzondere piano transcripties van Franz Liszt. Bij het recital van Yundi was ook een opmerkelijk aantal jonge, Aziatische vrouwen aanwezig. Sowieso was een groot deel van de Aziatische gemeenschap van Rotterdam aanwezig bij het concert.

Helaas werd het begin van het concert nogal verstoord door flitsen van digitale camera’s en telefoons. Het leek er op alsof een groot deel van het publiek van mening was dat de muziek er beter op werd met de geluiden van digitale camerasluiters en allerhande bliepjes.

De muziek zelf dan; de Nocturnes waren nogal saai en helaas karakteristiek voor de behandeling van alle tempi beneden moderato door Yundi. De Appassionata sonate voor de pauze was afschuwelijk. Yundi’s frasering in de passages die technisch gezien veel vergen van een pianist lieten de indruk achter dat de sonate eigenlijk te veel hooi op zijn vork was, zeker in combinatie met een aantal duidelijk hoorbare fouten. Het overmatige gebruik van de pedalen deed de muziek ook geen goed, veel van de baspartijen verzandden hierdoor in een brij van noten. Een dergelijk gebruik van het pedaal is een techniek die wellicht gepast is (niet per definitie gewenst) in het geval van Schumann of Liszt, maar het deed Beethoven weinig recht.

Enige hoop op verbetering naar de pauze werd al snel teniet gedaan door een voortzetting van gelijksoortig pianospel in zowel de No. 8 als 14. Het ontbrak het bekende Adagio dat de opening van sonate No. 14 vormt aan alle mysterie en ingehouden spanning die men zo vaak in vertolkingen van deze publieksfavoriet kan vinden. Hetzelfde kan gezegd worden van alle tragere passages gedurende de avond, ze waren allen even vlak. Yundi speelde de noten in de  juiste volgorde, niet meer dan dat. Alleen wanneer er forte markeringen in het spel kwamen leek hij enthousiast te worden over de hele onderneming. De snellere passages werden ook nu weer onevenwichtig afgewerkt en gaven het impressie dat Yundi ietwat hulpeloos achter de muziek aanrende. Het klonk menigmaal alsof hij een virtuose passage begon en aan het einde van de frase in tijdnood raakte.

Ondanks alles leek het publiek zowaar te genieten van het spel van Yundi. Nu moet gezegd worden dat het Nederlandse concertpubliek lijdt aan een ernstige vorm van “ovationitis” – zelfs redelijke tot matige uitvoeringen krijgen over het algemeen een staande ovatie. Ter vergelijking is het Vlaamse een stuk gereserveerder – of erg onvriendelijk, ook mogelijk, maar onwaarschijnlijk.

Yundi incasseerde veel instemmend gejoel en een daverend applause. Hij geeft ook een masterclass in Rotterdam vandaag, ik ben er echter niet zeker van of hij al klaar is om zijn wijsheid te delen met studenten. Aan zijn Beethoven moet hij in ieder geval heel hard gaan werken.