Waar te beginnen? Yundi Li is een opkomende ster van de laatste generatie pianisten en vergelijkbaar met een rockster in termen van populariteit. Yundi won de Eerste Prijs tijdens de Internationale Frédéric Chopin Piano Competitie toen hij 18 jaar oud was. Hij nam daarna werken van Chopin en Liszt op voor Deutsche Grammophon en recent voor EMI. Zijn recentste album bevat drie sonates van Beethoven: No. 23 in F klein, Op. 57 (“Appassionata”), No. 8 in C klein, Op. 13 (“Pathétique”) and No. 14 in cis klein, Op. 27 (“Quasi una fantasia”/”Mondschein”). De voornoemde werken, samen met twee Chopin nocturnes als introductie, vormden gisteren het programma in Concertgebouw De Doelen in Rotterdam.
De zal zat bijna helemaal vol, iets dat niet heel vaak voor komt dezer dagen, zeker niet met solo recitals. De enige andere solo uitvoering van dit seizoen met een gelijkwaardig bezoekersaantal was een optreden Valentina Lisitsa met een selectie van bijzondere piano transcripties van Franz Liszt. Bij het recital van Yundi was ook een opmerkelijk aantal jonge, Aziatische vrouwen aanwezig. Sowieso was een groot deel van de Aziatische gemeenschap van Rotterdam aanwezig bij het concert.
Helaas werd het begin van het concert nogal verstoord door flitsen van digitale camera’s en telefoons. Het leek er op alsof een groot deel van het publiek van mening was dat de muziek er beter op werd met de geluiden van digitale camerasluiters en allerhande bliepjes.
De muziek zelf dan; de Nocturnes waren nogal saai en helaas karakteristiek voor de behandeling van alle tempi beneden moderato door Yundi. De Appassionata sonate voor de pauze was afschuwelijk. Yundi’s frasering in de passages die technisch gezien veel vergen van een pianist lieten de indruk achter dat de sonate eigenlijk te veel hooi op zijn vork was, zeker in combinatie met een aantal duidelijk hoorbare fouten. Het overmatige gebruik van de pedalen deed de muziek ook geen goed, veel van de baspartijen verzandden hierdoor in een brij van noten. Een dergelijk gebruik van het pedaal is een techniek die wellicht gepast is (niet per definitie gewenst) in het geval van Schumann of Liszt, maar het deed Beethoven weinig recht.
Enige hoop op verbetering naar de pauze werd al snel teniet gedaan door een voortzetting van gelijksoortig pianospel in zowel de No. 8 als 14. Het ontbrak het bekende Adagio dat de opening van sonate No. 14 vormt aan alle mysterie en ingehouden spanning die men zo vaak in vertolkingen van deze publieksfavoriet kan vinden. Hetzelfde kan gezegd worden van alle tragere passages gedurende de avond, ze waren allen even vlak. Yundi speelde de noten in de juiste volgorde, niet meer dan dat. Alleen wanneer er forte markeringen in het spel kwamen leek hij enthousiast te worden over de hele onderneming. De snellere passages werden ook nu weer onevenwichtig afgewerkt en gaven het impressie dat Yundi ietwat hulpeloos achter de muziek aanrende. Het klonk menigmaal alsof hij een virtuose passage begon en aan het einde van de frase in tijdnood raakte.
Ondanks alles leek het publiek zowaar te genieten van het spel van Yundi. Nu moet gezegd worden dat het Nederlandse concertpubliek lijdt aan een ernstige vorm van “ovationitis” – zelfs redelijke tot matige uitvoeringen krijgen over het algemeen een staande ovatie. Ter vergelijking is het Vlaamse een stuk gereserveerder – of erg onvriendelijk, ook mogelijk, maar onwaarschijnlijk.
Yundi incasseerde veel instemmend gejoel en een daverend applause. Hij geeft ook een masterclass in Rotterdam vandaag, ik ben er echter niet zeker van of hij al klaar is om zijn wijsheid te delen met studenten. Aan zijn Beethoven moet hij in ieder geval heel hard gaan werken.