Concert: Artemis Quartett – Haydn, Bartók & Schubert
Datum:10 december 2013
Uitvoerende(n):Artemis Quartett
Locatie:de Doelen, Rotterdam
Waardering:

Foto: Molina Visuals

Foto: Molina Visuals

Het Artemis Quartett stond vorig jaar in Vlaanderen op de planken met een programma dat gelijkenissen vertoonde met dat van gisteren. Op beide avonden werd de opening gevormd door twee werken, met het vijftiende strijkkwartet (D.887) van Franz Schubert als afsluiter na de pauze.

Het tweede strijkkwartet Op. 20 van Franz Joseph Haydn kwam als eerste aan bod, een werk uit de groep va zes kwartetten die hem de bijnaam “vader van het strijkkwartet” opleverde. Dankzij het subtiele en gepassioneerde spel, duidelijk merkbaar in het prachtige Adagio, van het Artemis werd Haydn’s strijkkwartet een van de hoogtepunten van de avond. De wervelende, fugatische finale van de compositie leverde zelfs bijna de eerste ovatie van de avond op, we waren tenslotte weer in Nederland…

De invloed van Béla Bartók op de ontwikkeling van het strijkkwartet is misschien wel net zo groot geweest als die van Haydn, zeker waar het gaat om de toepassing van technieken als sul ponticello (dicht op de kam van het instrument spelen), Bartókpizzicato of glissandi waar Haydn zijn wenkbrauwen ongelovig voor zou ophalen. De woorden “stekelig” of “hoekig” vallen wel eens als het om de muziek van Bartók gaat en die zijn ook in zijn vijfde strijkkwartet. Het Artemis Quartett speelde deze muzikale caleidoscoop met verve, van de karakteristieke, stemmige nachtmuziek-passages tot de complexe ritmiek in het Scherzo en de humoristische kwinkslagen die door het stuk verspreid zijn.

Zoals eerder vermeld speelde het Artemis Quartett hetzelfde kwartet van Schubert al eerder tijdens een indrukwekkend concert in het seizoen 2012-2013. Ook in dit werk weer mooi spel en een duidelijk begrip voor de muzikale ideeënwereld van de componist. Het kan zijn dat de herinnering aan het eerdere concert de beoordeling wat vertroebelde, maar sommige passages kwamen wat routineus over en daardoor wist het werk niet altijd de volledige aandacht op te eisen.

Uiteraard “oveerde” de zaal een mooie toegift in de vorm van een Prelude uit Das wohltemperierte Klavier bij elkaar, waarin het fijnzinnige spel van het Artemis Quartett nog eenmaal te horen was.

Titel:Life of Chopin
Auteur(s):
Jaar:1863

lifeofchopinWat ook de kritische kanttekeningen mogen zijn bij “Life of Chopin” ((De Engelse vertaling is hier integraal te vinden in de catalogus van Project Gutenberg. Het betreft een vertaling uit het Frans van Martha Walker Cook uit 1880 en deze tekst wordt over het algemeen gebruikt in de gedrukte edities die nu algemeen verkrijgbaar zijn.)), feit blijft dat de korte biografie die Liszt schreef over zijn overleden vriend en collega een opmerkelijk eerbetoon is in de muziekgeschiedenis. Het boek is tevens symptomatisch voor de ongekende promotie van door Liszt bewonderde componisten (Wagner, Berlioz, Saint-Saëns, om er een paar te noemen), een aspect van zijn persoonlijkheid dat zich met name vanaf zijn tijd in Weimar ten volle ontplooide.

“Life of Chopin” is helaas niet zo’n goed boek, ondanks al het enthousiasme en de eerbare bedoelingen. Het wemelt in de tekst van Romantische beeldspraak en uiterst wollig taalgebruik. Pagina’s vol exclamaties en hoogdravende filosofische bespiegelingen, te herkennen aan royale doses zelfstandige naamwoorden in kapitalen, zorgen er voor dat het overkoepelende onderwerp – het leven van Chopin – al snel grotendeels ondergesneeuwd raakt.
Volgens Liszt biograaf Alan Walker kan een deel van deze problemen toegeschreven worden aan de interventies van de Liszts levensgezellin; Prinses Carolyne zu Sayn-Wittgenstein. De prinses zou het oorspronkelijke verhaal van Liszt hebben willen larderen met hemelbestormende, metaforische overpeinzingen die het genie van zowel Chopin en Liszt in een passende context plaatsen. Walkers notie is op zich niet heel vreemd, gezien de schrijfstijl die ze aan de dag legt in haar vele (lange) brieven aan Liszt en het vierentwintigdelige “Des causes intérieures de la faiblesse extérieure de l’Église” –  Sayn-Wittgensteins obscure magnum opus – een persoonlijk gekleurde kritiek aangaande de Rooms-Katholieke Kerk in de negentiende eeuw. Het is maar goed dat de vierentwintig delen nooit verplichte literatuur op de middelbare scholen zijn geworden…

Gelukkig kunnen de bovengenoemde passages makkelijk worden overgeslagen en is “Life of Chopin” op zijn helderst in de biografische delen van de acht hoofdstukken. Is daar misschien de persoonlijke hand van Liszt als auteur te zien? De poëtische analyses van het werk van Chopin zeggen waarschijnlijk meer over de interpretatie van de composities door Liszt aan de piano dan dat ze daadwerkelijk gebaseerd zijn op biografische feiten uit het leven van de Poolse componist. Opvallend is ook de kwalificatie van de pianoconcerten en sonates als werken ontsproten uit “inspiratie” en niet uit “genialiteit” zoals de polonaises, préludes, e.d. Het zijn deze fragmentarische ontboezemingen die het boek de moeite waard maken om te lezen, maar er eveneens voor zorgen dat “Life of Chopin” belangrijker is voor de duiding van de levensloop van Franz Liszt dan van het onderwerp van zijn eerbetoon.