Titel:Play It Again: An Amateur Against The Impossible
Auteur(s):
Jaar:2013
Uitgever:Jonathan Cape
Waardering:

Play It AgainAlan Rusbridger, hoofdredacteur van The Guardian en fervent amateur musicus, stelde zichzelf in 2010 ten doel om de Ballade in G mineur, Op. 23 van Frédéric Chopin te leren. De compositie die Chopin voltooide in 1831 staat bekend als bijzonder moeilijk, zelfs onder professionele pianisten. Over zijn ervaringen met het leren van de Ballade schreef hij het boek “Play It Again”, met als toepasselijke subtitel “An Amateur Against The Impossible”.

De “onmogelijkheid” van de hele onderneming van Rusbridger wordt al na een paar pagina’s duidelijk. Als hoofdredacteur maakt hij lange dagen en reist hij veel. Het jaar waarin hij het muziekstuk onder de knie tracht te krijgen staat ook nog eens in het teken van twee grote journalistieke gebeurtenissen waar Rusbridger en The Guardian actief bij betrokken zijn; WikiLeaks en het blootleggen van het afluisterschandaal rondom “News of the World”. Dit drukke bestaan zorgt er voor dat Rusbridger vooral vroeg in de ochtend zijn pianospel kan oefenen en dat maar voor gemiddeld twintig minuten, maar vaak ook dagen moeten overslaan.

Het mag geen verrassing zijn dat de auteur zich al snel afvraagt waar hij aan begonnen is en waarom hij met de hele onderneming door zou moeten gaan. De drang om het stuk te leren blijkt uiteindelijk toch groter dan de twijfel en wat volgt is een verhaal dat voor iedere amateur pianist, iedere muzikale dilettant zelfs, herkenbaar is om te lezen. Zo beschrijft hij de dagen dat niets lijkt te lukken, de frustratie over een gebrek aan technische progressie en een desastreuze voorspeelopdracht vanwege zenuwen en slaapgebrek tijdens een piano “boot camp”. Het zijn, tot op zekere hoogte, de onzekerheden van bijna iedere post-adolescente amateur die het spelen van een instrument (weer) heeft oppakt en zich er pijnlijk bewust is dat de jaren van snel vaardigheden leren toch echt voorbij zijn. Nu moet worden opgemerkt dat Rusbridger een niet onverdienstelijk pianist en klarinettist is en regelmatig met wisselende vriendengroepen kamermuziek speelt. De beste man is dus niet zo maar een beginneling, maar iemand die wellicht nog enige kans van slagen heeft om alle noten in de Ballade enigszins correct te raken.

Naast zijn worsteling met de Ballade vormt een serie interviews die Rusbridger afnam met bekende pianisten als Charles Rosen, Murray Perahia, Stephen Hough en Daniel Barenboim over de Ballade en de hedendaagse muziekcultuur een tweede peiler van het boek. Erg amusant is de geannoteerde partituur van de Ballade achterin het boek, waar de geïnterviewde pianisten commentaar leveren op diverse muzikale passages, naast de bij vlagen defaitistische aantekeningen van Rusbridger zelf.

Interessant zijn ook de bespiegelingen over de opkomende cultuur van het amateurisme met behulp van het Internet de laatste decennia. Rusbridger ziet deze cultuuromslag als een positieve ontwikkeling die zich zowel binnen de journalistiek en de muziekwereld voltrekt – grotendeels via dezelfde kanalen, Twitter, YouTube, e.d. Voor wat betreft de muziek ziet Rusbridger in dit oprukkende digitale dilettantisme parallellen met de praktijk van huisconcerten, iets dat zich het beste laat samenvatten door het Duitse begrip hausmusik en een onderdeel vormde van het dagelijks leven. Begin 20ste eeuw verdween de hausmusik langzaamaan uit het dagelijkse leven om plaats te maken voor geluidsdragers met kamermuziek en symfonisch werk. Rusbridgers ideeën over muzikaal amateurisme krijgen overigens in grote lijnen bijval van de geïnterviewde musici en worden ook door hen niet als negatief beschouwd.

Aangezien “Play It Again” de vorm heeft van een dagboek komen ook de dagelijkse werkzaamheden van Rusbridger aan bod. Deze passages zijn op zijn best als ze ook direct met zijn Ballade-project te maken hebben. Zo oefent Rusbridger de Ballade op een gammele piano in een hotel in Tripoli als ze een poging ondernemen om een Guardian-journalist te redden uit brandhaard Libië. Wat vergankelijker zijn de vele uitweidingen over WikiLeaks en het afluisterschandaal dat Groot-Brittannië in de ban hield – in Nederland genereerde dit dossier hoogstens een paar nieuwsberichten. Vele spelers in het langlopende afluisterschandaal trekken voorbij en na verloop van tijd hoop je dat Rusbridger weer eens over die vermaledijde Ballade gaat schrijven.

Op wat redactionele fouten na ((Een anekdote over Mozart en een broodrooster duikt twee keer uitgebreid op, als ik het goed heb)) is “Play It Again” een uiterst aangenaam boek voor iedere amateur musicus en ook voor de liefhebber van Chopin en pianomuziek valt er veel te genieten. Wel zou ik graag willen weten waar je de vakanties kunt boeken die de auteur in Italië heeft en waar je blijkbaar toevallig een grote pianist als Alfred Brendel tegen het lijf kunt lopen…

Alan Rusbridger over “Play It Again”:

I have always loathed the piano because I consider it an affront to destroy a melodiously conceived idea by trying to fit it into the limitations of two hands and a box full of hammers and strings.

– Percy Grainger, componist en pianovirtuoos

Na Charles-Valentin Alkanhet Mozart-jaar (2006) en het Liszt-jaar (2011) is het nu tijd voor het Alkan-jaar. Het is namelijk 200 jaar geleden dat deze Franse componist ter wereld kwam. Helaas gaat deze gebeurtenis in de muziekgeschiedenis waarschijnlijk onopmerkelijk voorbij. De grootste kanshebber voor eindeloze series retrospectieven en speciale concerten is dit jaar Richard Wagner, die ook in 1813 geboren werd. Toch is het jammer dat er geen Alkan-maand  vanaf kan (november, bijvoorbeeld), of een week misschien, een dag minstens…

Misschien is het toepasselijk dat Alkan grotendeels vergeten is en tegenwoordig weinig gespeeld wordt, twintig jaar van zijn leven bracht hij namelijk grotendeels door in totale afzondering na het abrupt beëindigen van een bijna even lange succescarrière. Op latere leeftijd keerde hij weer terug in het publieke leven van Parijs met een serie succesvolle, kleine concerten in de toonzalen van pianobouwer Érard. Een superster als Liszt, Thalberg of Chopin is hij echter nooit geworden.

Alkans muziek, voornamelijk geschreven voor piano, is niet tot het standaardrepertoire gaan behoren en is een groot deel van de 20ste eeuw amper uitgevoerd. Deels heeft het te maken met de vermeende moeilijkheidsgraad van veel van zijn stukken – de term “onspeelbaar” valt nog wel eens. Die onspeelbaarheid is een hardnekkige mythe, Alkan is zeker niet onspeelbaar, hoogstens bijzonder lastig. Een tijdgenoot als Liszt heeft even complexe stukken geschreven die nog steeds veelvuldig te horen zijn op concertpodia wereldwijd; de Pianosonate in b mineur, zijn “Études d’exécution transcendante” en “Grandes études de Paganini”, om er een paar te noemen.

Dankzij pianist Raymond Lewenthal, een voorvechter van veel onbekende Romantische componisten en collega Ronald Smith staat Alkan sinds het midden van de 20ste eeuw sporadisch op het concertprogramma en worden er werken opgenomen. Marc-André Hamelin kan als directe navolger van Lewenthal en Smith gezien worden, zowel vanwege zijn interesse in de onbekendere componisten uit de muziekgeschiedenis als voor zijn pogingen om de muziek van Alkan weer te populariseren.

Het werk van Alkan kenmerkt zich enerzijds door het grote gebaar, maar schreef ook een groot aantal bijzondere miniaturen, werken waar Debussy als muziekstudent zeer van onder de indruk was. De “Esquisses” (Op. 63), een bundeling van 49 miniaturen in 4 boeken, zijn karakteristiek voor Alkan als miniaturist. Zowel het Concert voor solo piano en Symfonie voor solo piano, beiden uit “Douze études dans tous les tons mineurs” (Op. 39) en even indrukwekkend, liggen weer erg dicht bij het ideaal van Liszt waarbij de piano als totaalinstrument – als een volledig orkest – fungeert. Of wat te denken van de “Grande sonate ‘Les quatre âges'”? In dit vierdelig werk voor piano worden vier stadia van ouderdom gerepresenteerd door een toenemende muzikale somberte en steeds tragere tempi.

Alkans volledige oeuvre beslaat 76 opus-nummers, met nog eens meer dan 30 ongenummerde stukken, waaronder etudes en preludes voor orgel. Materiaal genoeg dus, voor een Alkan-week.