Opvallend frisse en vitale muziek uit de periode 1000 tot 1400. Het openingsstuk Alleluia. Judicabunt sancti nationes, een tweestemmig organum, stond bol van religieus mysterie. Een tere compositie waarbij ieder omgevingsgeluid, zoals het brommen van de zaalverlichting, bijna te veel was. De bizarre stembuigingen in het dertiende eeuwse O Maria Maris stella en vervreemdende harmonieën in het Kyrie Cuthberte (omstreeks 1280) hielden de luisteraar scherp. Oude muziek is echt niet alleen maar vroom geprevel, of een soort sfeervol, kerkelijk geluidsbehang.
Rauwe emoties passen niet in de gereserveerde cultuur waarin deze muziek ontstond, maar desalniettemin was er ruimte voor weemoedige schoonheid, bijvoorbeeld in Puisque la mort, een treurzang op de dood van de Cypriotische koningin Eleanore d’Aragon. Het relatief beknopte muzikale idioom beteugelde ook creativiteit – virtuositeit zelfs – van de Middeleeuwse componisten geenszins. Dat blijkt maar weer uit de wijze waarop Pérotin zes regels tekst tot extreem melismatische muziek wist uit te spinnen in zijn Viderunt omnes.
Een zeer intiem concert van het Huelgas Ensemble, met het publiek gezeten rondom het podium. In verschillende bezettingen zongen zij de complexe polyfonie, schijnbaar ongemoedereerd door de zeer vervlochten meerstemmigheid en weelderige melismes. Aan dirigent Paul van Nevel was af te lezen dat het toch een inspannende aangelegenheid was. Hopelijk mocht hij het concert in de kleedkamers afsluiten met een welverdiende sigaar.