Mensen die niet van neoclassicistische architectuur houden kunnen Wenen beter vermijden. Bijna iedere grote straat in de binnenstad heeft wel een negentiende eeuwse cultuurtempel in Grieks/Romeinse stijl die de moeite van het bezoeken waard is.

Naast het traditionele openbaar vervoer (tram, bus en metro) is er de mogelijkheid om per fiets de stad te bezichtigen. Er zijn 120 standplaatsen van de zogenaamde Citybikes in de stad, die na een eenmalige registratie van 1 euro een uur gratis te gebruiken zijn (of langer, tegen een vergoeding van 1 euro per uur). Het aantal fietspaden in Wenen is imposant, al zijn ze niet altijd even logisch aangelegd. Voor wie grotere afstanden wil afleggen en toch wat van de stad wil zien is de fiets echter een uitkomst.

Arnold Schönberg Center

Schwarzenbergplatz 6
Arnold Schönberg CenterEen straatlengte verwijderd van de verkeersdrukte ligt sinds 1998 het Arnold Schönberg Center, in een pand dat men deelt met vage consultatiebureau’s en een subdivisie van een Russische oliemaatschappij. Het centrum dient voornamelijk als archief, maar is doordeweeks ook open voor bezoekers. De permanente tentoonstelling, Arnold Schönberg: Der Musikalische Gedanke, is de moeite waard. Dat komt voornamelijk door het vele audio- en videomateriaal dat voorhanden is en de collectie van Schönbergs persoonlijke bezittingen. De replica van Schönbergs werkkamer in Los Angeles laat mooi zien hoezeer de componist doordrongen was van het uitvindersschap. Zijn vindingrijkheid manifesteerde zich op een banaal niveau als het vervaardigen van een houten plakbandapparaat, tot een nieuwe vorm van coöperatief schaken, tot het openbreken van de muzikale wetten met zijn twaalftoonstechniek.

Beethoven Gedenkstätte Floridsdorf

Jeneweingasse 17
Beethoven Gedenkstätte FloridsdorfDit gedenkteken is zo’n locatie die niet heel praktisch te voet is te bereiken. De route voert namelijk de binnenstad van Wenen uit, over de Donau, richting het 21ste district van de stad. Het gedenkteken, ondanks trotse vermelding op de website van het toeristenbureau, is helaas niet zo heel bijzonder. Een kleine gedenksteen hangt aan de gevel van een klein huis dat ooit aan Anna-Marie Erdődy toebehoorde, een van de mogelijk kandidaten voor Beethovens Unsterbliche Geliebte. Het huis is blijkbaar ook toegankelijk voor publiek en er huist een klein museum in. Helaas is het alleen geopend op dinsdag en donderdag.

Beethoven Pasqualatihaus

Mölker Bastei 8
Beethoven PasqualatihausBeethoven heeft op vele plaatsen in Wenen gewoond en gewerkt en het Pasqualatihaus is daarom een van de vele locaties die bezocht kunnen worden. Helaas is de souvenirwinkel in hetzelfde pand duidelijker aangegeven en valt de tentoonstelling op de vierde verdieping van het appartementengebouw nogal tegen. In vier wit gepleisterde kamers zijn replica’s van partituren en portretten te zien. Er zijn wat bijschriften, maar het merendeel van de tentoongestelde stukken wordt zonder enige context aan de bezoeker voorgeschoteld. Esterházy en Razumovsky zijn bekende namen in de muziekgeschiedenis, maar waarom hun portretten in Beethovens appartement op een schildersezel staan wordt volledig aan de verbeelding van de bezoeker overgelaten. Het enige echte pronkstuk is Beethovens piano met vijf pedalen, die prominent in de eerste ruimte te zien is.

Titel:Muzikale poëtica in de vorm van zes lessen
Auteur(s):
Jaar:2012
Uitgever:Uitgeverij Nieuwezijds
Waardering:

muzikale-poeticaIgor Stravinsky blijkt niet zo’n groot liefhebber te zijn van Richard Wagner. Dat is een feit dat duidelijk wordt uit “Muzikale poëtica” een bundeling van een serie lezingen (lessen) die hij gaf aan studenten van Harvard in 1939. Het transcript van deze ongewone lezingen verscheen in 1942 al in de Verenigde Staten en werd pas recent in het Nederlands vertaald.

Het boek wordt ingeleid met twee voorwoorden, het origineel van Darius Milhaud en een van Giorgos Seferis. Milhaud opent met een spervuur aan superlatieven waar het Stravinsky betreft en Seferis is vooral enorm pedant; “We zijn allemaal bekend met de episode waarover Boek II van de Aeneis verhaalt…” Beide mannen zijn het met elkaar eens dat de zes lessen een unieke kijk geven op de werkwijze en filosofie van Stravinsky. Tot op zekere hoogte is dit ook zo, al blijven de filosofische concepten in Stravinskys betoog vaak behoorlijk abstract. Duidelijker wordt zijn eigen muzikale overtuiging door de keuze van componisten over wie hij vol lof is (Gounod, bijvoorbeeld) en de individuen die niet op veel waardering van hem kunnen rekenen (Wagner, Berlioz).

Door zich uit te spreken over zijn collega’s uit het verleden en hun muzikale erfenis ontstaat er nadat de zes lessen zijn afgerond een duidelijk beeld van hou Stravinsky zich zelf graag mag zien als componist. Zo zet hij zich af tegen het predikaat van “revolutionair” dat hij toegekend kreeg na de première van “Le Sacre” en wordt het concept van het “Gesamtkunstwerk” weinig subtiel met de grond gelijk gemaakt. Uiteraard moet de lezer in het achterhoofd houden dat de lezingen gegeven werden aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, wellicht dat het de zeer sterke aversie van Stravinsky tegen de Wagneriaanse concepten “muziekdrama” en “leitmotiv” versterkt heeft. Anderzijds is Stravinsky bij uitstek een componist wiens muziek – zowel in de tijd van “Le Sacre du printemps” als in de latere neoclassicistische periode – uitermate weinig meer te maken heeft met de Hoogromantiek van Wagner, Strauss of Berlioz.

Aangezien de Nederlandse versie zeventig jaar na de originele Amerikaanse uitgave is verschenen, zou de vertaling erg gebaat zijn met een inleidend of afsluitend essay om zo Stravinsky en zijn werk verder te contextualiseren. Het feit dat de lezingenreeks midden in de neoclassicistische periode van de componist valt is bijvoorbeeld veelzeggend waar het zijn uitspraken over striktheid en begrenzing binnen het componeren betreft. Zijn houding tegenover (Sovjet-)Rusland en Russische muziek is ook interessant genoeg om verder uit te diepen. Waarom vindt hij de “strenge veroordeling” door het Sovjetregime van Shostakovich’ opera “Lady Macbeth of the Mtsensk District” bijvoorbeeld “dit keer misschien niet ten onrechte”? ((In een brief naar Ernest Ansermet beschreef Stravinsky de opera in 1935 als volgt: “Het werk is van een beklagenswaardige provincialiteit, de muziek speelt een armetierige, illustratieve rol en kent een gênant realistische stijl…” Hij vond dat Shostakovich hem intellectueel en muzikaal had teleursgesteld en “Lady Macbeth” symptomatisch voor de benadering van muziek in Sovjet-Rusland. Een jaar later werd hetzelfde werk door de Russische staatscourant Pravda onder de titel “Muddle instead of music” neergesabeld als “een opzettelijk dissonante, verwarde stroom van geluid”. Het was de eerste officiële aanklacht van het Sovjetregime tegen Shostakovich’ muziek.))

Met Stravinsky en Wagner is het in ieder geval niet goed meer gekomen, ondanks wat mildere uitlatingen omtrent de Meester van Bayreuth op latere leeftijd.