Alban Berg is toch wel de hartstochtelijkste componist van de drie leden van de Tweede Weense School. In zijn werk is de Romantische vervoering nooit ver weg, ook al bedient Berg zich van een volslagen nieuw idioom. De avond begon met een compositie van een belangrijke inspirator van Berg en de gehele Tweede Weense School: Alexander Zemlinsky. Sopraan Rosemary Hardy zong zijn Maiblumen blühten überall waarbij het soms wat rommelde in de strijkpartijen en de algehele lijn van het stuk daardoor niet altijd even duidelijk naar voren kwam.
Bergs pianosonate boette in de bewerking voor zes strijkers door Heime Müller niets aan woeligheid in en het DoelenKwartet, aangevuld met Lisa Eggen (altviool) en Larissa Groeneveld (cello), was overduidelijk in zijn element. Dit gold ook voor de wat traditionelere Sieben frühe Lieder waarvoor Rosemary Hardy andermaal op het podium verscheen. Liebesode vormde een voorlopig hoogtepunt van de avond en het bewijs dat het Duitse concept van Sehnsucht toch wel een behoorlijk goede uitvinding is geweest voor de kunst.
Dodecafonie hoeft zeker geen starre, kale aangelegenheid te zijn en Bergs Lyrische Suite is daar een perfect voorbeeld van. Mooi spel van het DoelenKwartet van de vingeracrobatiek in het Allegro misterioso tot aan het gedragen Largo desolato.