Concert: Nora Fischer & DoelenEnsemble – death speaks
Datum:
17 januari 2017
Uitvoerende(n):
Nora Fischer, zang; Yannick Hiwat, viool; Wiek Hijmans, gitaar; Maarten van Veen, piano; Michael Wilmering, bariton; Hans Eijsackers, piano; Virginia del Cura Miranda, cello;
Locatie:
De Doelen, Rotterdam
Waardering:
Foto: Marco Borggreve
Is het mogelijk om de zangeres te vervangen voor wie een stuk op het lijf geschreven is? Het DoelenEnsemble nam afgelopen dinsdag de proef op de som met de reprise van David Langs death speaks en koos voor een samenwerking met de sopraan Nora Fischer. In 2015 zong Shara Nova (toen nog Shara Worden) in de Jurriaanse Zaal van de Doelen Langs compositie en dat was een magische ervaring. De productie is in 2017 qua enscenering nagenoeg hetzelfde. Op het podium staan wel wat nieuwe gezichten, waaronder de uitstekende violist Yannick Hiwat en Wiek Hijmans op gitaar.
Al bij de eerste noten van you will return werd duidelijk: als de stem van Shara Nova al vervangbaar is, dan is het niet door die van Nora Fischer. Over de hele linie was haar geluid dunner in vergelijking met het bijna weelderige stemkarakter van Nova. Vervelender was dat het bijna leek alsof ze Langs bronmateriaal niet begreep. Accenten lagen vaak net verkeerd of bleven geheel achterwege en het zuchtende, smachtende personage uit Nova’s intense interpretatie was in geen velden of wegen te bekennen. Misschien lag het ook aan de gebrekkige balans van de mixage, of het feit dat ze met een flinke microfoon moest zingen. Het optreden bij Podium Witteman was niet perfect, maar alleszins better. Bij de hoge noten, bijvoorbeeld in het afsluitende I am walking, leek Fischer wat op te leven, maar het bleef verder erg vlak. Saai op momenten zelfs. Dat had ook een negatieve uitwerking op de toch wat plechtstatige choreografie en gefilmde beelden; ineens was de bijzondere productie van twee jaar geleden een lange zit.
Concert: Trio Mediæval & Bang on a Can All-Stars – Steel Hammer
Datum:
20 april 2016
Uitvoerende(n):
Trio Mediæval & Bang on a Can All-Stars
Locatie:
Laurenskerk, Rotterdam
Waardering:
Aan erkenning voor de drie oprichters van Bang On A Can is er de laatste jaren geen gebrek. Zo was David Lang aanwezig op de rode loper tijdens de uitreikingen van de Oscar vanwege zijn nominatie voor de compositie simple song #3 uit de film Youth en wonnen Julia Wolfe en hij de Pulitzerprijs voor muziek. Helaas bracht Bang on a Can All-Stars niet het oratorium Anthracite Fields, waarvoor Julia Wolfe de Pulitzer won, maar het oudere Steel Hammer uit 2009. Het negendelige stuk vormt een ballade over de negentiende-eeuwse volksheld John Henry uit het zuiden van de Verenigde Staten en zijn symbolische strijd tegen de stoomhamer. Wolfe legt in Steel Hammer op ingenieuze wijze de veelvormigheid van de legende rondom Henry bloot. Zo bestaat een van de delen alleen maar uit de herhaling van alle namen van de staten waarin Henry zijn beroep als steel-driver uitgeoefend zou hebben. Het vijfde deel, Characteristics, vormt een opeenvolging van de uiterlijke kenmerken van John Henry, die bijna allemaal onderling tegenstrijdig blijken te zijn. Als geheel is het een moderne interpretatie van de heldenballade en tevens een spannend stuk muziek.
De Laurenskerk leent zich uiteraard uitstekend voor het hemelse stemgeluid van Trio Mediæval, maar omdat het trio voor dit stuk werd bijgestaan door Bang on a Can All-Stars en haar imposante instrumentarium was er gekozen voor algehele geluidsversterking. Het zorgde er voor dat Trio Mediæval altijd hoorbaar was en dat de imposante geluidskluwen nog flink nagalmden in de kerk, maar de totale mix klonk soms wat schel. Alle musici leverden desondanks prestaties van hoge kwaliteit, ondanks de hoge en soms onconventionele eisen die de componiste aan hun stelde. Moderne muziek schrijft soms ongewone zaken voor die nog wel eens onbedoeld op de lachspieren willen werken. Julia Wolfe mag zich ook graag van die moderne trukendoos bedienen (gebruik van het lichaam als percussie, gefluit), maar een dergelijke ingreep staat bij haar altijd in dienst van de muziek.
Steel Hammer is een intense ervaring. Niet in de laatste plaats vanwege de fantastische geluidsexplosies die Wolfe voorschrijft, zoals in het jachtige The Race. Polly Ann, waarin de liefde van John Henry wordt beschreven, blinkt dan weer uit in breekbare schoonheid, evenals het meditatieve slot Lord Lord. Nadat de negen delen weerklonken in de Laurenskerk heeft het enigma John Henry en zijn titanenstrijd tegen de mechanisering dan ook definitief en overtuigend gestalte gekregen.
Twee elementen in de programmering van het seizoen 2016/2017 van de Doelen zijn een niet al te grote verrassing: veel aandacht voor de Barok en een concertserie van de pianobroers Jussen. Muziek uit de Barok is al enige jaren een steeds geliefder genre, wellicht een positief bijeffect van de dweperige Matthäus-Passion-verering die Nederland al geruime tijd teistert. Arthur en Lucas Jussen zijn samen met harpist Remy van Kesteren (ook enkele malen terug te vinden in de Doelenprogrammering) definitief ontdekt door een breder publiek. De gebroeders Jussen kiezen voor interessant werk van Ravel en tijdgenoten in hun concerten voor de Doelen.
Weliswaar is het Romantische Lied ditmaal wat ondervertegenwoordigd, maar daar staan grote koorwerken als Beethovens Missa Solemnis en de Harmoniemesse van Franz Joseph Haydn door het Orkest van de Achttiende Eeuw weer tegenover. Liszts Via crucis is in de bewerking voor piano al een intens stuk, dus de uitvoering van de originele compositie door het Nederlands Kamerkoor en het Asko|Schönberg ensemble in de Laurenskerk kan niet anders dan indrukwekkend worden. Dirigent Reinbert de Leeuw heeft in de afgelopen jaren meermalen gesproken over zijn fascinatie voor het relatief onbekende koorwerk van Liszt; een extra reden om naar Via crucis te gaan dus.
Een ander vocaal werk voor groot ensemble is het emotionele, gelaagde eerbetoon aan ruraal Massachusetts, Unremembered van Sarah Kirkland Snider. Afgelopen seizoen zong Shara Worden al het prachtige death speaks, van Sniders leermeester David Lang, en ook voor Unremembered is zij weer van de partij, bijgestaan door Padma Newsome van Clogs en singer/songwriter DM Stith. Dat moet wel een bijzondere première gaan worden. De invloeden van de Amerikaanse moderne muziek op de Doelenprogrammering houden daar overigens niet op. Er is eveneens ruime en welkome aandacht voor Michael Gordon, David Lang en Bryce Dessner. Become Ocean en death speaks gaan zelfs in reprise, ditmaal wel zonder dans of enscenering. Helaas ontbreekt Anthracite Fields, het oratorium van Julia Wolfe (Bang On A Can-collega van Gordon en Lang) dat recent een Pulitzer Prize won.
Orkestraal geweld is er natuurlijk ook, incluis de immer oververtegenwoordigde Wolfgang. Wat dat betreft biedt het Tokyo Symphony Orchestra een mooie, gebalanceerde avond met werk van Takemitsu, Debussy en Brahms. Bijzondere afsluiter van het seizoen is er in de vorm van John Luther Adams’ Inuksuit voor een gigantisch slagwerkensemble in het Rotterdamse Arboretum Trompenburg.
Shara Worden, zang; Frank de Groot, viool & zang; Florian Magnus Maier, gitaar; Maarten van Veen, piano; André Morsch, bariton; Hans Eijsackers, piano; Hans Woudenberg, cello
Locatie:
de Doelen, Rotterdam
Waardering:
De Dood is alomtegenwoordig in het werk van Franz Schubert. In de liederen van de Weense meester is het Heengaan afwisselend troostrijk en beangstigend. In Der Tod und das Mädchen zingt het meisje: “Geh, wilder Knochenmann! Ich bin noch jung! Geh, lieber.” (“Gaat heen, wilde knekelman! Ik ben nog jong! Ga liever.”), terwijl de Dood haar in de andere helft van het lied tracht te verleiden: “Sollst sanft in meinen Armen schlafen!” (“Je zult vredig in mijn armen slapen”). Componist David Lang raakte zelf gefascineerd door de Dood als personage na het schrijven van the little match girl passion, dat bitterzoet eindigt met de verlossende dood van het meisje met de zwavelstokjes. death speaks is dan ook een portret van de Dood, op basis van fragmenten uit liedteksten getoonzet door Franz Schubert, een geestverwant in dezen. Het restultaat is een zeer kale, hoogst emotionele cyclus van vijf moderne liederen, geschreven voor zangeres Shara Worden – bekend van de Indie band My Brightest Diamond.
De Europese première tijdens de Operadagen 2015 in Rotterdam betrof een geënsceneerde versie van de compositie, onder artistieke leiding van Neil Wallace en David Lang zelf. In tegenstelling tot de wat overdadige productie van the little match girl passion door Silbersee eerder dit seizoen, was deze spaarzame en ingetogen voorstelling een schot in de roos. Met een paar simpele ingrepen transformeerden de toegangsdeuren van de Juriaanse Zaal bijvoorbeeld tot een hemelpoort. De vermelding van choreografie, film en figuranten op het programma deden aanvankelijk wat alarmbellen rinkelen, maar vormden uiteindelijk een mooie ondersteuning van de voorstelling. De geprojecteerde teksten leidden soms wel wat af van Wordens zang.
Het is moeilijk te zeggen of death speaks veel van zijn zeggingskracht verliest wanneer het werk door een andere stem dan die van Shara Worden vertolkt zou worden, maar de compositie lijkt haar op het lijf te zijn geschreven. Gelukkig was de charismatische sopraan op het podium aanwezig, bijgestaan door leden van het Doelen Ensemble. De delen you will return, mist is rising en pain changes vormden de absolute hoogtepunten van de avond. I hear you was instrumentaal gezien misschien soms wat rommelig. De aanvullende, stemmige bijdragen van bariton André Morsch en pianist Maarten van Veen mogen ook niet ongenoemd blijven. Dankzij hen was Schubert nooit ver weg.
Morgen nog Mahler in de Grote Zaal van de Doelen ter afsluiting van dit concertseizoen, maar ik vrees dat de oude Gustav deze prachtige avond niet gaat overtreffen.
Ralph van Raat, piano; Heather Pinkham, piano; Christos Papandreopoulos, piano; Anne Veinberg, piano; Daan Kortekaas, piano; Sebastiaan van Bavel, piano
Locatie:
de Doelen, Rotterdam
Waardering:
Foto: Simon van Boxtel
“Onverschrokken” is de kwalificatie die het beste bij pianist Ralph van Raat past. Twee jaar geleden speelde hij nog met een gigantisch orkest de Turangalîla-Symphonie van Messiaen en in de Doelen presenteerde hij het afgelopen seizoen in de The Black Page reeks een keur aan virtuoze muziek. In dit afsluitende concert van die Red Sofa concertreeks kwam het percussieve karakter van de piano vrij prominent naar voren. Op zich niet vreemd, gezien de reeks met Van Raat dezelfde naam draagt als de legendarische drumsolo van Frank Zappa: The Black Page. De bewerking van The Black Page #1 voor piano waarmee Van Raat aftrapte miste echter de hoekigheid en daardoor de spanning van het origineel.
Zowel face so pale (1992) als bell (2015) van David Lang en Frederic Rzewskis Winnsboro Cotton Mill Blues vormden een geslaagdere verkenning van het percussieve karakter van de piano. face so pale is Langs bewerking van een ballade van Guillaume Dufay (Se la face ay pale) voor zes piano’s. Het prachtige stuk bestaat bijna geheel uit lang uitgesponnen, hypnotiserende zanglijnen vol tremolo’s. Voor Van Raat schreef David Lang het werk bell dat stevig in de traditie van de componisten van Bang On A Can staat; behoorlijk swingend klokkengelui dus. Beide werken vertegenwoordigen overigens de duale natuur die er lijkt te bestaan in Langs oeuvre. Enerzijds is er de melancholische verstilling, waar face so pale, maar ook het recente death speaks en the little match girl passion voorbeelden van zijn. Anderzijds is er de stuwende puls, te vinden in werken als man made, pierced en pianocomposities als bell.
Frederic Rzewski, aangekondigd door Van Raat als een moderne versie van Franz Liszt, staat vrij ver af van de ogenschijnlijk simpele en buitengewoon analytische trefzekerheid van David Lang. Rzewskis Winnsboro Cotton Mill Blues uit Four North American Ballads barst van de muzikale ideeën, beeldspraak en ook een politieke boodschap ontbreekt niet. Het zijn dit soort stukken waarin Van Raat als solist excelleert. Van vingervlugge akkoordenpassages tot en met het spelen van baspartijen met de ellebogen; Van Raat is in zijn element.
De stormachtige Romantiek van Charles-Valentin Alkan kostte duidelijk meer moeite. De vier études (Op. 39) die samen de Symphonie pour piano seul vormen, vragen om een ongekend technisch vermogen, maar ook om zangerige lyriek. Een klare zanglijn was helaas afwezig in het spel van Van Raat, dat te voorzichtig in de linkerhand en te zwaar in de rechter was. Desalniettemin prettig om de onterecht onbekende Alkan eindelijk eens op een concertprogramma te zien. Waar blijft dat welverdiende retrospectief? Van Raat revancheerde met een uitvoering van Rhapsody in Blue. In Gershwins virtuoze jazzrapsodie dreigde de melodielijn eveneens op momenten het onderspit te delven in de wirwar van noten, maar ging nergens kopje onder. Samen met de stukken van Lang de beste uitvoering van de avond.
Het sluitstuk, Sensitive Spot (2007) voor zes piano’s, van Kate Moore deed denken aan face so pale van David Lang, ook al komen de componisten via andere wegen tot hun uiteindelijke klankpalet. Waar Lang zijn muzikale materiaal uitsmeert over zes instrumenten, spelen bij Moore alle pianisten dezelfde melodie zo secuur mogelijk van de partituur. Gezien het snelle tempo en de grenzen van de menselijke precisie ontstaan er echter al snel verschuivingen in klanktexturen, met alle psychoakoestische effecten van dien. Anders dan bij David Lang waren de lang aangehouden, zachte passages in de compositie van Moore niet altijd even interessant. Het aangename geluidsbad dat het incidentele fortissimospel soms teweegbracht was dan weer wel een mooie vondst.
Enkele weken geleden plofte de nieuwe abonnementenbrochure van de Doelen op de deurmat. Ook dit jaar weer een flink aantal interessante concerten, opvallend veel Schubert, Schumann en natuurlijk die eeuwige Mozart.
Een aantal grote orkesten, waaronder het Berliner Philharmoniker met Simon Rattle, zullen Rotterdam bezoeken. De selectie van werken spreekt helaas niet direct tot de verbeelding, het is een mixtuur van premières en de geijkte symfonisten.
Op het gebied van de piano vallen vooral twee vermaarde vrouwen op: Imogen Cooper en Hélène Grimaud. Cooper speelt onder meer een programma van Wagner in bewerkingen van Liszt en de Davidsbündlertänze van Schumann. Het recital van Grimaud bestaat uit een eigenaardige, maar intrigerende mix van werken met als verbindend thema ‘water’. Altijd mooi om zowel Berio en Takemitsu het podium te zien delen met een verstokte Romanticus als Brahms.
De winnaar van de Koningin Elisabethwedstrijd 2013, Boris Giltburg, is ook aanwezig met een selectie die zijn pianistische kwaliteiten ten volle zouden moeten etaleren. Gezien de positieve recensies in de rest van Europa waarschijnlijk de moeite om te gaan zien. Verder worden de recitals van de andere pianisten dit seizoen gekenmerkt door een zekere behoudendheid, hetgeen ook het geval is de serie strijkkwartetten. Veel verder dan Webern en Schoeck gaat het modernisme dit keer niet.
Vocaal gezien springen het Requiem van Fauré en de uitvoering van Steel Hammer van Julia Wolfe door het Trio Mediaeval in het oog. Het werk van Wolfe is een volslagen unieke kijk op folk en Americana, met een hoofdrol voor de Amerikaanse legende John Henry.
Blijkbaar smaakte de vruchtbare samenwerking met David Lang dit Red Sofa-seizoen naar meer, aangezien de namen van Lang, Wolfe, Gordon en Bang On A Can All Stars wederom opduiken in de brochure. Er is bijvoorbeeld een Bang On A Can Marathon, naar het beproefde New Yorkse model, waar vanaf drie uur ’s middags tot diep in de avond nieuwe muziek te horen zal zijn. Eveneens is er een première van crowd out 2 van David Lang dat garant staat voor spektakel, gezien de gigantische bezetting voor 1000 zangers in de Onderzeebootloods op het RDM-terrein.
De slagwerkgroep van Colin Currie is ook weer van de partij met een uitvoering van Steve Reichs Music for 18 musicians, een werk dat immer blijft imponeren. John Luther Adams’ Become Ocean moet eveneens een bijzondere ervaring zijn, gezien het verdere oeuvre van deze componist. Waarschijnlijk een werk dat vooral in een concertzaal tot zijn recht komt. De onverschrokken pianist Ralph van Raat brengt een programma dat in het teken staat van Thomas Adès, waaronder diens adembenemende Darknesse Visible. Het DoelenEnsemble duikt in de klankwerelden van een keur aan componisten, waaronder Stockhausen en Nono, maar ook de vroege Amerikaanse enfant terribles. Dit jaar toch maar eens die Red Sofa Bankpas aanschaffen…
Op papier lijkt the whisper opera een aaneenschakeling van gimmicks. Fluisterende musici, een libretto bestaande uit tekstfragmenten geplukt van het Internet, onconventioneel bespeelde instrumenten en een gering publiek dat bijna oncomfortabel dicht op het podium zit. Zo’n combinatie zou een uiterst ongemakkelijke en pedante voorstelling op kunnen leveren, maar David Lang bewees in het recente verleden al dat hij met zijn composities de balans tussen pretentie en diepzinnigheid perfect weet te raken. Met de voorstelling in samenwerking met het International Contemporary Ensemble lukt het de New Yorkse componist weer.
Langs opera past naadloos in zijn recente oeuvre en zijn streven om emotionele muziek te schrijven; muziek die de luisteraar raakt. Het decorontwerp van regisseur Jim Findlay, het collagelibretto en de verstilde fluistermuziek van David Lang vergen van de luisteraar bijna een uur lang opperste concentratie. In the whisper opera zijn de grote emoties van bijvoorbeeld death speaks en the little match girl passion niet aanwezig. In plaats daarvan gonst het van de gefluisterde geheimen op het podium in een kubus van wit textiel. Als luisteraar ben je bijna een voyeur, ook al gaan de gesproken zieleroerselen soms over hele triviale zaken. In alle hoeken van het grote podium staan instrumenten opgesteld die de woorden kracht bijzetten en zo delicaat bespeeld worden dat de details alleen hoorbaar zijn voor het publiek dat direct naast het slagwerk, cello of de blaasinstrumenten zit. Sopraan Tony Arnold is de verbindende factor in de voorstelling. Haar fluisteringen variëren van zachte mijmeringen tot bijna hardop gesproken agressie. Het is dan ook Arnolds stem die het werk een adembenemend slot geeft.
David Lang is als medeoprichter onlosmakelijk verbonden met Bang on a Can, de organisatie die zo belangrijk is voor nieuwe muziek in de Verenigde Staten en daarbuiten. Een concertserie omtrent David Lang is niet compleet zonder dat er ook werk van zijn naaste collega’s Julia Wolfe en Michael Gordon te horen is. Met de selectie van Lick (Wolfe), men (Lang) en Trance (Gordon) heeft Ensemble Klang een mooie staalkaart van het geluid van de drie componisten weten te bieden.
Lick vormde een mooie binnenkomer, aangezien het werk barst van de spanning en de hoekige ritmes. Door de veelvuldige maten rust die Wolfe inlast heeft ze de luisteraar meerdere malen op het puntje van de stoel. Ensemble Klang wist perfect raad met deze exercitie in beheersing en ritmisch vernuft.
De compositie van Lang is ietwat atypisch in vergelijking met het werk van Gordon en Wolfe. men heeft namelijk meer gemeen met de spaarzame klankwerelden van Morton Feldman. Dankzij de veelvuldige herhalingen heeft men echter net zo’n dwingend karakter als het extreem gelaagde Lick en Trance. Bij men werd de film Elevated van Matt Mulican vertoond, gemaakt als visuele begeleiding van de compositie. Mede door het karakter van de oude filmbeelden van New York uit de jaren dertig transformeerde Langs ritualistische muziek welhaast tot een soort requiem voor een stad die niet meer bestaat. Dreigende, onheilspellende treurmuziek, dat wel. Alsof er bij de componist een machteloze woede schuilgaat over het verlies van de T-Ford en de hoogtijdagen van Coney Island, veroorzaakt door het voortschrijden van de tijd.
Er wordt vaak gezegd dat de invloeden van rock en jazz nooit ver weg zijn in het werk van Wolfe, Lang en Gordon. Julia Wolfe bracht bijvoorbeeld het afgelopen jaar het prachtige album Steel Hammer uit; haar geheel eigen kijk op de folkmuziek. In Langs men is de wereld van de rock misschien wel het verst weg en ook Wolfe wordt in Lick nooit heel erg letterlijk met haar referenties aan populaire muziek. Passages van Trance (1995) zouden echter niet misstaan op een album van een formatie als Godspeed You! Black Emperor, ware het niet dat de Canadese postrockers rond het midden van de jaren negentig slechts een cassettebandje met een fractie van hun muziek hadden uitgebracht. Trance omvat meer dan alleen rock, het is met regelmaat een overweldigende geluidsmuur die niet helemaal goed tot zijn recht kwam in de Grote Zaal van de Rotterdamse Stadsschouwburg. De zaal mag dan een aardig formaat podium hebben, de orkestbak en de tribune zijn verder vrij krap, onvergelijkbaar met de gelijknamige zaal in de Doelen. Men had echter het toneel nodig voor de dansers van Codarts die een choreografie van Lóránd Zachar ten uitvoer brachten op de muziek van Gordon. De zeer fysieke dansbewegingen varieerden van invloeden uit streetdance tot de militaire parades waar totalitaire regimes zo verzot op lijken te zijn. Muzikaal gezien is het werk een bombardement van bijna een uur waarbij een gigantische hoeveelheid geluiden op de luisteraar worden afgevuurd. Bij vlagen zijn is het herhaalde muzikale materiaal ronduit irritant, zoals de gesamplede stemgeluiden die tegen het einde van het stuk steeds na elkaar gespeeld worden. Net op het moment dat de grens van het redelijke bereikt is, vloeien dergelijke irritaties uiteindelijk weer over in de andere strengen van Gordons uitzinnige klanktapijt. Meerdere van zulke stukken op een avond zou te veel gevraagd zijn voor de luisteraar, maar in deze context was het werk zeer op zijn plaats.
De recente, vocale composities van David Lang (death speaks, the little match girl passion en het recente love fail) zijn exercities in spaarzaamheid; een worsteling om met zo weinig mogelijk noten een zo groot mogelijke emotionele zeggingskracht te bereiken. Wie aan de kale, geraffineerde zanglijnen van het prijswinnende the little match girl passion theater wil ophangen moet daarom van goede huize komen. De leden van Silbersee probeerden het met hun interpretatie Match Girl Passion. Aangezien het passiespel over het meisje met de zwavelstokjes slechts een half uur in beslag neemt, werd er door Silbersee gekozen voor een aantal andere stukken van Lang en een compositie van Anthony Fiumara, om zo tot een avondvullende voorstelling te komen.
Fiumara’s In Paradise vormde de opening en bleek helaas een kolossale misstap. De gekozen tekst – een combinatie zijn van een gedicht van Hans Christian Andersen en passages uit In paradisum – ten spijt, klink het geheel toch vooral als edelkitsch, toongezet op een serie generieke GarageBand-loops uit de categorie Dance.
De vertolking van world to come was muzikaal gezien al een hele verbetering, maar de spastische choreografie van de zangers zat hier danig in de weg. Het letterlijk uitbeelden van muziek of tekst bleef de gehele voorstelling een groot euvel. De opening van the little match girl passion was in dit opzicht wel een verbetering. Slechts de minimale, wenkende gebaren van de zangers richting het meisje, op de tekst “Come, daughter. Help me, daughter”, hadden al meer dramatische zeggingskracht dan de zichtbaar vermoeiende, bibberende capriolen waarmee men begon. Helaas werden er in de loop van het passiespel ook wat bedenkelijke dramaturgische keuzes gemaakt, zoals een schranzende cellist en de vele wandelingen van de zangers over het toneel, waardoor er onbalans in het stemvolume ontstond. Minder uitbundige choreografie zou de voorstelling geen kwaad hebben gedaan.
Zowel de kostuums als het decor van de voorstelling verdienen echter lof. Het opsteken van de zwavelstokjes was bijvoorbeeld een mooie theatrale vondst, zeker in combinatie met de zang. De effectieve, verstilde slotscène van de passie vloeide over in een tweetal van de memory pieces van David Lang. Het bijzonder onheilspellende en weinig subtiele grind deed echter eerder aan een afdaling naar de hel, dan een hemelvaart van het meisje met de zwavelstokjes denken. Die keuze stond helaas symbool voor een avond waar het theater Langs prachtige muziek vaak te zeer overstemde.