Muzikale raadsels fascineren Reinbert de Leeuw. Het is een van de redenen waarom hij Liszts Via crucis, het even verstilde als baanbrekende koorwerk uit de late periode van de Hongaarse componist, als levenslange obsessie bestempelt. De zucht naar het ondoorgrondelijke maakte De Leeuw ook tot voorvechter van het werk van bijvoorbeeld Charles Ives, Alexander Scriabin en Erik Satie in het midden van de vorige eeuw. Componisten met het hart op de tong, zoals Schnittke of Górecki, vallen nadrukkelijk buiten de boot.
Met het Nederlands Kamerkoor en het Asko|Schönberg Ensemble staat De Leeuw later dit seizoen in Rotterdam om Via crucis uit te voeren, maar in Antwerpen was het de beurt aan Erik Satie. Geen peervormige stukken of de pianobewerking van Parade op het programma echter. De Leeuws fascinatie voor het raadselachtige sluit een duidelijke muzikale agenda – zoals aanwezig bij de latere, dadaïstische Satie – nadrukkelijk uit. Vingervlugheid of hemelbestormende emoties ontbraken dan ook volledig in de selectie mystieke werken van de Parijse barpianist en tevens oprichter en enig lid van L’Église Métropolitaine d’Art de Jésus Conducteur. Het is muziek zonder noemenswaardige ontwikkeling, zonder verhaal en stuk voor stuk getoonzet in uitzonderlijk trage tempi. Toch viel er niemand in slaap, je kon alleen maar ademloos toehoren, want Reinbert de Leeuw heeft de gave om Saties spaarzame noten te vervullen van betekenis.
Gek genoeg leek de 78-jarige pianist wat geheugenproblemen te hebben bij de bekendere werken, gezien zijn incidentele aarzelingen in de Gnossiennes en de Gymnopédies. Misschien werkte het veelvuldige, natte gerochel in de zaal ook als afleiding, een vervelende stoorzender bij zo’n verstild optreden. Met name in de onbekendere stukken, Les fils des Etoiles, de Trois Sonneries de la Rose + Croix en Prélude de la Porte héroïque du Ciel, vielen alle noten op zijn plaats en kwam de zachte, ronde klank van De Leeuws pianospel perfect tot zijn recht. Groots pianospel hoeft niet te bestaan uit adembenemende capriolen en duizelingwekkende techniek, luister maar naar de Satie van Reinbert de Leeuw.
Zomergast Reinbert de Leeuw (componist, pianist en dirigent) bekende bij aanvang van het programma groot en kritisch liefhebber te zijn van het concept Zomergasten. Zijn ideale aflevering was er een met een duidelijke rode lijn. In het geval van De Leeuw laat die rode lijn zich het best beschrijven als een drie uur durende kroniek van (muzikale) grensverleggers.
De Leeuw toonde zich een bevlogen verteller over muziek, maar het was duidelijk dat hij nauwelijks wilde praten over zijn persoonlijke leven. Er waren natuurlijk enige terloopse, biografische noten in een voornamelijk muziekhistorische vertelling, maar de dagelijkse werkelijkheid (politiek, biografisch, of anderszins) werd zoveel mogelijk buiten de deur gehouden. Op enig moment kwam echter de gewraakte biografie van De Leeuw door Thea Derks ter sprake en op dat moment wist presentator Wilfried de Jong toch enig persoonlijk commentaar te ontfutselen. Het volstaat te zeggen dat Reinbert de Leeuw geenszins gelukkig is met het boek en zich zelfs verraden voelt door de auteur. Een fragment uit de documentaire Imperfect Harmony, over vriend Louis Andriessen, ontlokte bij De Leeuw vrij bittere (en terechte) kritiek op het Concertgebouworkest. De arrogante houding van het Concertgebouworkest ten opzichte van Andriessens muziek, geïllustreerd door beelden van schamperende orkestleden en de weinig gemotiveerde dirigent Mariss Jansons, staat haaks op de visie van De Leeuw op het kunstenaarschap. De musicus is in zijn visie een dienstbare interpretator, die nimmer ijdeltuiterig de componist en zijn muziek in de weg moet gaan staan. De dirigent? Een overschat beroep…
De schalkse vraag van De Jong over verliefdheid (was De Leeuw soms een beetje verkikkerd geraakt op goede vriendin Barbara Sukowa?) werd door De Leeuw vrij snel en een beetje korzelig weggewuifd. Het onderwerp ouderdom (De Leeuw is 75), naar aanleiding van beelden van een dementerende Misha Mengelberg, maakte hem vooral zeer ongemakkelijk. Muziekliefhebber Wilfried de Jong drukte nergens in zijn interview te hard door. De ongemakkelijke vragen werden veelal als plaagstoot gebracht en daarom was het voor de bescheiden De Leeuw eenvoudig om deze te deflecteren en het gesprek te sturen naar de verhalen over zijn muzikale helden.
De avond was voor de grensverleggers die de taal van de muziek openbraken in de loop van de twintigste eeuw (Arnold Schoenberg, John Cage), of magistrale vertolkers die De Leeuws ideaal van de dienstbare artiest ten volle omarmden (Sviatoslav Richter, Elsie de Brauw). Aan de hand van Stravinsky’s Le Sacre du Printemps en Schoenbergs tweede strijkkwartet analyseerde De Leeuw op scherpe wijze de bevrijdende werking van de muzikale ideeën vanaf de vorige eeuwwisseling. Bij aanvang van het programma merkte De Leeuw op dat hij nogal had moeten snijden in het door hem gekozen materiaal, dus was er helaas niet genoeg tijd om voor ieder onderwerp ook beeld en geluid te presenteren. Om die reden moesten Charles Ives, die De Leeuw bevrijdde van de verlammende werking van het strenge serialisme en Franz Liszts Via crucis (een obsessie van dertig jaar) het doen met een eervolle vermelding. Daar stond dan wel weer prachtig beeld van Olivier Messiaen tegenover die met zijn vrouw vogelgezang verzamelde in het bos, of het portret van Galina Ustvolskaya, componiste van een desolate klankwereld die bij uitvoering fysieke pijn teweegbrengt bij de muzikant.
Na drie uur lang heerlijke, elitaire cultuur – van het soort waar in Nederland een vocale meerderheid graag zijn gal over mag spuien – eindigde Reinbert de Leeuw treffend met een publieksfavoriet; Erbarme dich, mein Gott uit Bachs Matthäus-Passion. “Hors concours”, aldus De Leeuw die daarna zichtbaar geëmotioneerd het glas hief met Wilfried de Jong.
De volledige aflevering van Reinbert de Leeuw in Zomergasten is te bekijken via Uitzending Gemist.
The First Four Notes: Beethoven's Fifth and the Human Imagination
Auteur(s):
Matthew Guerrieri
Jaar:
2012
Uitgever:
Knopf
Waardering:
Voor musicologen is het waarschijnlijk niet al te moeilijk om een boekwerk van respectabele lengte te schrijven over een Beethoven symfonie. Bijna vierhonderd pagina’s volschrijven over enkel de openingsnoten van de beroemde Vijfde Symfonie in c (1804–1808) is een onderneming van een totaal andere orde. Afgaande op de flaptekst en introductie van The First Four Notes is dat precies wat schrijver Matthew Guerrieri heeft gepoogd in zijn boek.
Als je echter wat verder gaat lezen in het lange essay van Guerrieri blijkt de kracht van enkel het iconische openingsmotief da-da-da-dam toch niet genoeg stof op te leveren voor een lijvige bespreking. The First Four Notes is daarom ook meer een analyse van de verschillende betekenissen die aan de symfonie zijn gegeven in de twee eeuwen die volgden op de première in 1808. Ook de veranderende visie op Beethoven als componist en historisch figuur komt naar voren. Zo legt hij aan de hand van een vergelijking met La Marseillaise de notie van Beethoven als politiek revolutionair bloot.
The First Four Notes is zware kost voor mensen die geen affiniteit hebben met de filosofie, aangezien het de wetenschapstak is waar Guerrieri bijna zijn hele relaas aan ophangt. Guerrieris obsessie met de filosofie levert enerzijds mooi inzichten op, zoals in het hoofdstuk waarin de vermeende relatie tussen de symfonie en het idee van lotsbestemming uitgebreid aan bod komt. Naarmate de auteur echter dieper in het ideologische moeras van de laat-negentiende eeuw duikt en Beethoven verder achter zich laat, wordt zijn verhaal steeds lastiger te volgen. Zo is Associations, hoofdstuk vier, een lange uiteenzetting over het transcendentalisme waarvan de relevantie met Beethovens symfonie wel heel mager is. Pas als componist Charles Ives en zijn Concord Sonata ten tonele verschijnen wordt duidelijk waarom Guerrieri zoveel aandacht schenkt aan de literaire en filosofische stroming. Maar ook op detailniveau is het soms moeilijk om de kronkels te volgen die Matthew Guerrieri maakt om de vijfde symfonie te verbinden met de verscheidene ideeënwerelden van de afgelopen twee eeuwen, zeker als het gaat om de complexe theorieën van Debord of Adorno.
Na een sterke uiteenzetting over de vijfde symfonie als propagandamiddel in de Tweede Wereldoorlog sluit Guerrieri af met een hoofdstuk dat in zijn fragmentatie wellicht symbool staat voor de afgelopen vijftig jaar. Na een eeuw waarin de symfonie van Beethoven steeds een eenduidige en gewichtige symboliek toegekend kreeg (Symfonie van het Lot, de Revolutie of de Vrijheid), wordt deze tegenwoordig vrijelijk gesampled, verknipt, ingezet voor reclame en zelfs gebruikt in de strijd tegen racisme.
Guerrieris stijl is helder en humoristisch, maar bij een volgend boek is hij waarschijnlijk gebaat bij het maken van strengere keuzes, met The First Four Notes wil hij te veel stof in een keer behandelen. Een aantal hoofdstukken, bijvoorbeeld over de Tweede Wereldoorlog of Victoriaans Engeland, zouden in verlengde vorm een prima analyse zijn van de invloed en betekenis die de eerste vier noten van Beethovens meesterwerk hebben gekregen in de collectieve beleving. Dan hoeven Immanuel Kant of Georg Hegel ook niet zo vaak op te draven.