Tot zijn repertoire behoren ook de vijf pianoconcerten van Ludwig van Beethoven, waarvan hij samen met deFilharmonie het tweede concert ten gehore bracht. Het pianoconcert was voor de jonge Beethoven een staalkaart van zijn pianistische vermogens en ligt qua idioom dicht bij het werk van zowel Haydn als Mozart. Osborne betoonde zich een begenadigd vertolker van het werk. Het leverde een interpretatie op waarbij Osbornes pianopartijen prachtig samenvloeiden met het orkest. Als Beethovens virtuoze passages Osborne al moeite kostten dan was dat misschien alleen even te merken tegen het einde van het Allegro con brio. Muggenzifterij natuurlijk, Osborne speelde geweldig.
Duurde de muziek voor de pauze veel te kort, na de pauze was dit een heel ander verhaal. Het oeuvre van Anton Brückner heeft altijd al felle voor- en tegenstanders gekend, maar deze avond viel met name de plaatsing van Brückners zesde symfonie tegenover Beethovens pianoconcert op. Beethovens vernuftige behandeling van zijn thematisch materiaal en Brückners imposante harmonische stapelingen hebben ogenschijnlijk weinig met elkaar te maken. Brückners symfonie is een perfect middel om te laten zien waar een symfonieorkest allemaal toe in staat is en maakt meteen ook duidelijk hoe schatplichtig de hedendaagse filmmuziek is aan het werk van Hoogromantische componisten. Edo de Waart en deFilharmonie speelden de symfonie meer dan vakkundig, maar de schijnbaar eindeloze reeksen van uitgestelde climaxen – nog fris in de oren klinkend in het Majestoso – pleegden na verloop van tijd een danige aanslag op de aandachtsspanne van deze luisteraar.