Concert: deFilharmonie – Turangalîla-Symphonie
Datum:28 november 2013
Uitvoerende(n):deFilharmonie, Edo de Waart; Ralph van Raat, piano; Thomas Bloch, ondes Martenot
Locatie:deSingel, Antwerpen
Waardering:

Turanga Leela

De Blauwe Zaal in de deSingel was afgeladen vol gisteravond, hetgeen bijzonder te noemen is gezien het werk dat op het programma stond. Olivier Messiaen’s Turangalîla-Symphonie is zeker geen werk dat gemakkelijk in het gehoor ligt, maar daar leek het publiek, op een incidentele zaalverlater na, geen last van te hebben. Het concert eindigde dan ook in een – voor Antwerpen zeldzame, maar dik verdiende – staande ovatie.

Turangalîla is een ervaring, naast de complexe ritmiek en meerlagige geluidsstructuren die te ontdekken zijn is er ook een puur fysieke sensatie die alleen in een concertzaal tot zijn recht komt. Het monumentale slagwerk is ten allen tijde aanwezig en zorgt met regelmaat voor zinderende explosies van geluid. Er is een grote rol voor de piano in het stuk, waarvan de virtuoze partijen door de Nederlandse pianist Ralph van Raat met verve vertolkt werden. Messiaen heeft de gave om met ogenschijnlijk vreemde instrumentencombinaties de meest exotische, bevreemdende, maar toch zeer aangename harmonieën te componeren. Dat zeldzame talent komt ook zeker tot uiting in de partijen voor zowel ondes Martenot en piano, waarbij vaak intrigerende dubbelingen ontstaan met het slagwerk.

Het is lichtelijk bizar om te bedenken dat dit uitzinnige, symfonische werk pas na Messiaen’s meesterwerken Quatuor pour la fin du temps en Vingt regards sur l’enfant-Jésus is geschreven. Natuurlijk niet omdat het een slecht werk is, al verschilden daar indertijd de meningen over (Boulez en Stravinsky waren geen fan), maar omdat de uitzinnigheid en euforie meer passen bij een naïeve jongeman dan een man van eind dertig. De symfonie is een viering van de liefde die Messiaen hervond met Yvonne Loriod na de dood van zijn eerste vrouw, Claire Delbos.

Naast de vermeende “hoerigheid” van de muziek, hekelde Pierre Boulez de vele herhalingen in de symfonie, maar juist die repeterende, steeds complexer wordende delen en de cyclische behandeling van een aantal belangrijke thema’s bieden de nodige houvast in het werk dat net geen anderhalf uur on beslag neemt. Edo de Waart en deFilharmonie wisten gisteren dit liefdesdronken monument overtuigend neer te zetten. Wel moet gezegd worden dat de ondes Martenot, in een werk dat toch al een bombardement voor het gehoor is, soms wel heel erg de grenzen van het comfortabele op zocht qua volume in de hoge tonen. Ook de virtuoze partijen van Van Raat parelden niet altijd boven het orkestgeweld uit, maar dat is waarschijnlijk niet te vermijden in de massieve orkestratie van Messiaen. De Waart dirigeerde behoorlijk stoïcijns, zelfs tijdens de snelle delen, maar dat stond de overweldigende geluidsstructuren die opstegen uit het bijna honderdkoppige orkest niets in de weg.

Concert: Bang on a Can All-Stars & Lee Ranaldo
Datum:9 november 2013
Uitvoerende(n):Bang on a Can All-Stars & Lee Ranaldo
Locatie:deSingel, Antwerpen
Waardering:

Foto: Stephanie Berger

Foto: Stephanie Berger

Niet alleen de elektrische gitaar stond centraal deze avond, maar ook de kruisbestuiving tussen klassieke muziek en rock.

Gitarist Mark Stewart beet in zijn eentje het spits af met Electric Counterpoint van Steve Reich. De gitarist staat in dit stuk, net zoals in alle andere stukken van de componist met de naam “counterpoint”, moederziel alleen op het podium en wordt ook nog eens geacht een samenspel te creëren met veertien vooraf opgenomen gitaarpartijen. Het resultaat is het prachtige, hallucinante geluidsweefsel dat zo kenmerkend is voor de muziek van Reich. Zoals bij al het werk van de componist is wel weer de vraag of de individuele expressie van de musicus er toe doet tijdens de uitvoering en of dit in het geval van Reich ook daadwerkelijk van belang is. De “counterpoint”-stukken lijken echter wel de meeste vrijheid voor de uitvoerende te bieden. Mark Stewart bracht in ieder geval de nodige “swing” in zijn optreden en zijn gitaarspel had wat scherpere randjes dan de overwegend ronde toon van Pat Metheny, zoals te horen op de opname voor Nonesuch uit 1989.

O Shut Your Eyes Against the Wind van Bryce Dessner hoorden we al tijdens een eerder concert gewijd aan Amerikaanse componisten, ditmaal in Rotterdam. Dessners stuk voor de volledige bezetting van Bang on a Can All-Stars is nog steeds een opwindende aangelegenheid, maar de akoestiek van de Blauwe Zaal in deSingel gooide roet in het eten. De uitvoering door eighth blackbird in De Doelen in Rotterdam werd gekenmerkt door een mooie balans tussen alle muzikale lijnen, in Antwerpen versmolten alle instrumenten bij vlagen echter tot een geluidssoep. De onbalans was overigens ook merkbaar in Electric Counterpoint waarbij de tape met veertien gitaren soms wat al te zeer naar de achtergrond werd gedrukt door de solist.

In Stroking Piece #1 van Thurston Moore, een van de leden van Sonic Youth, waren de rockinvloeden alomtegenwoordig, beginnend met de onverbiddelijke percussie en eindigend in een bevredigend crescendo van instrumentaal lawaai. Een heel programma vol met dit soort stukken zou vooral op de zenuwen werken, maar in dit geval was Moore’s werk een waardige afsluiter van het eerste deel van de avond.

De verrassing van het concert kwam na de pauze in de vorm van Snakes en Ladders, gecomponeerd door Fred Frith, oprichter van de band Henry Cow, maar nu voornamelijk componist voor ensembles en solisten en hoogleraar muziek aan Mills College in Californië. Het stuk van Frith is moeilijk te beschrijven, maar overduidelijk is de invloed van de jazz en Frith’s gave om prachtige harmonieën en dissonanten uit verschillende instrumentenparen te destilleren. De klarinettist, Ken Thomson, had in ieder geval een goed moment om zijn kunde als muzikant tentoon te spreiden in de venijnige en spannende klarinetpartijen.

Van de drie miniaturen van David Longstreth, die deel uitmaakt van de band Dirty Projectors, slaagden de laatste twee het beste. Als de titels van Longstreth stukken enige relatie met de muziek hebben dan leek Matt Damon vooral elegie, doorspekt met korte, muzikale citaten en Breakfast at J&M een visie op de stadse hectiek in de ochtend.

Er bestond de angst dat een avondvullend programma met elektrische gitaar vooral zou gaan bestaan uit een flinke bak overstuurde gitaarherrie. Het was uiteindelijk Lee Ranaldo, eveneens onderdeel van Sonic Youth en aanwezig op het podium als gastgitarist, die in het slotstuk gehoor gaf aan die definitie met How Deep are Rivers. Zou je de vijf voorafgaande stukken nog als vriendelijk of zelfs gemoedelijk kunnen beschrijven, dan was Ranaldo bij vlagen ronduit gemeen. Even leek het er op dat Ranaldo als een soort gitaartovenaar uitentreuren zijn instrument zou gaan bekloppen met allerhande vreemde voorwerpen terwijl Bang on a Can All-Stars wat drones op de achtergrond moest verzorgen. Toen het stuk goed en wel op gang was bleek het Ranaldo vooral te gaan om gigantische geluidsclusters waar de leden van het ensemble met enige regelmaat korte flarden rockidioom overheen speelden. Dergelijke geluidsmassa’s zijn immer indrukwekkend, maar een te vaak beproefde muzikale methode en bijvoorbeeld al tot in het extreme doorgevoerd door een band als Sunn O))). Een tweede compositie van Fred Frith als toegift was wellicht een mooiere afsluiter geweest.

Concert: Quator Danel & Jean-Efflam Bavouzet
Datum:7 november 2013
Uitvoerende(n):Quator Danel ; Jean-Efflam Bavouzet
Locatie:deSingel

Quatuor DanelAl te vaak zie je muzikanten de meest prachtige muziek spelen alsof ze een brood aan het smeren zijn: ongeïnteresseerd en routineus. Applaus in ontvangst nemen en snel weer naar huis. Daar was gelukkig vanavond niets van te merken in DeSingel bij het Quator Danel.

Danses Sacrées et Profanes van Debussy, speciaal geschreven voor chromatische harp, maar dan het arrangement voor piano. De sympathieke Franse pianist Jean-Efflam Bavouzet vervoegde het Quator Danel voor deze lichte opening. Al snel bleek er echter een probleem met de balans van het geluid. De piano zat achter het viertal, maar overstemde de vioolpartijen. Door de snelle chromatische lopen (die een harp moesten voorstellen) ontstond er een geluidsbrei waar de strijkers niet doorheen konden prikken. Er werd na de twee dansen dan ook een beetje ongelukkig door de dame naast mij gezegd ‘jammer dat ik de violen niet kon horen’.

Ook het begin van Debussy’s strijkkwartet in G ging de mist in. Het openingsthema werd veel te snel en zeer rommelig aangezet. En toen ging er ineens een belletje rinkelen bij de mannen van het Quator Danel: we hoeven niet zoveel moeite te doen, de akoestiek is prima dus we kunnen dit spelen alsof we in een studio zitten. Na pakweg vier maten van het strijkkwartet kwamen eindelijk de kleuren naar boven, ieder instrument vond zijn draai en kwam het echte werk aan de oppervlakte.

De wonderbaarlijke violonist Marc Danel trok alle aandacht: al zijn ledematen (vooral de onderste) gingen alle kanten op, en de partituren werden een paar keer bijna omver gestampt. In heel inspannende gedeelten zag je hem helemaal in zijn spel opgaan en de meest prachtige klanken uit zijn instrument persen. Een ware inspiratie voor iedereen die hem bezig zag. Ook altviolonist Vlad Bogdanas produceerde loepzuivere klanken die zelfs met laag volume door merg en been gingen. Cellist Yovan Morkavitch hield het hele ensemble perfect bijeen en kon met een constante glimlach op zijn gezicht de moeilijkste passages aan. Alleen tweede violonist Gilles Millet bleef de hele avond een beetje op de achtergrond gedrukt, maar ook bij hem gingen de benen bij moeilijkere passages de hoogte in.

Het strijkkwartet werd foutloos gespeeld. De furieuze pizzicato’s in het tweede deel klonken alsof ze elektrisch versterkt werden, zo hard schalden ze door de zaal. Maar het was vooral het prachtige derde deel dat zorgde voor een kippevelmoment van begin tot eind. De vier leden van het kwartet gingen helemaal in het spel op, en je zag ze zichtbaar genieten van elk moment. Het samenspel was compleet. Het strijkkwartet is op zich al een magistraal stuk, maar als het op zo een manier gespeeld wordt, dan is het een onvergetelijk moment.

Na de pauze vervoegde Bavouzet het strijkkwartet weer voor Cesar Francks pianokwintet in F. Blijkbaar was er tijdens de pauze gepraat, want nu was de balans tussen piano en strijkers wel goed. Elk instrument kreeg zijn plaats en opnieuw hing er magie in de lucht. Vooral in het derde deel, dat een aanstekelijk ritme bevat, wiegden de drie vioolstrijkers in unisono heen en weer (de cellist deed ook mee maar werd een beetje door zijn instrument beperkt) en bij de grote accenten op het einde van het stuk vlogen de strijkstokken de lucht in.

Maar nog was het niet gedaan. Hadden de muzikanten begrepen dat het eerste stuk een beetje de mist in was gegaan? Want hop, daar kwamen de danse sacrée weer voorbij, en dit keer wel met de juiste geluidsbalans. Het kan inbeelding zijn, maar de glimlach op het gezicht van de muzikanten was van heel de avond niet zo groot geweest.

Het spelplezier droop elke seconde van het gezicht van de muzikanten af, en heel het publiek reageerde erop. Tijdens de pauze en na het concert werden de net gespeelde deuntjes nog duchtig nageneuriet, en het lange applaus (zonder staande ovatie) werd dankbaar in ontvangst genomen. Een zeer memorabele avond die bewijst dat kamermuziek, met plezier gespeeld, zonder probleem een grote zaal kan vullen.

Dit concert werd opgenomen door Klara en uitgezonden op 17 december 2013 om 20 uur in het programma ‘Klara Live’.

Concert: Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Yannick Nézet-Séguin
Datum:12 oktober 2013
Uitvoerende(n):Rotterdams Philharmonisch Orkest, Yannick Nézet-Séguin; Marc-André Hamelin, piano
Locatie:deSingel

ivan-bilibin-vuurvogelHet was een blij weerzien met het Rotterdams Philharmonisch Orkest, niet in hun thuisstad maar voor een keer in Antwerpen. Dat de fans uit hun stad waren meegekomen bleek uit de Nederlandse autocars die al op de parking van DeSingel stonden, en aan de staande ovatie op het einde van het concert die door hen op gang gebracht werd, al was dat niet helemaal onverdiend.

De avond begon rustig en vrolijk met Prokofjevs symfonie nr.1 in D (op. 25). Deze Haydn-achtige symfonie werd onmiddellijk krachtig ingezet door vaste Canadese dirigent Yannick Nézet-Séguin. Zijn specifieke stijl werd nog vóór de eerste tonen van het concert geapprecieerd door een oudere persoon die achter mij zat met de woorden ‘amai, die heeft er precies goesting in.’ De humor die in het stuk zit werd zichtbaar gesmaakt door de muzikanten en de korte symfonie werd met de nodige schwung gespeeld.

Hierna kregen we een nieuw stuk te horen van Mark-Anthony Turnage: Piano Concerto. Speciaal gecreëerd voor het Rotterdams Philharmonisch Orkest en voor het eerst gespeeld twee dagen ervoor op 10 oktober, zorgde dit toch voor enige nieuwsgierigheid. De Canadese pianist Marc-André Hamelin zorgde admirabel voor het toetsenwerk.

Vanaf het begin werd al duidelijk dat Hamelin niet gespaard zou worden, het stuk begon met staccato gespeelde akkoorden die met ingewikkelde ritmes werden aangevuld door het orkest. Toch leek het aanvankelijk op een sputterende motor: er werd zoveel gevarieerd dat er nergens leek bij stilgestaan te worden, en het orkest kreeg om de paar maten een paar noten zonder samenhang. Bepaalde stukken moest het orkest percussief samenspelen met de piano, en dit ging mis in de eerste maten. Gelukkig werd dit al snel goedgezet en kwam het de rest van het stuk niet meer voor, maar toch een teken dat dit echt wel een nieuw stuk was.

Het tweede deel werd echter al veel trager, lyrischer met meer werk voor het concert (al kreeg de piano de mooiste trage solopassages). Het derde deel zorgde dan voor de apotheose en werd ook het eerste deel duidelijk gemaakt: de staccato-passages werden aaneengerijgd tot grotere delen en het orkest mocht samen losbarsten. Swingende jazzstukken passeerden nog de revue en het stuk eindigde op een prachtig crescendo. Op basis van het eerste deel leek het een doorsnee modern pianoconcert te worden, maar het tweede en vooral het derde deel verhieven het boven de middenmoot.

Na de pauze stond Stravinsky’s Vuurvogel gepresenteerd. Een heel vaak gespeeld stuk (waar we vorig jaar nog naartoe zijn gegaan) maar deze keer werd de integrale versie gespeeld. De integrale versie verliest een beetje aan kracht omdat je minder van hoogtepunt naar hoogtepunt gestuwd wordt, maar wint dit geheel aan ontwikkeling. In plaats van één keer het thema te spelen wordt dit vaker herhaald waardoor dit beter blijft hangen en de variaties duidelijker worden. Ook de overgangen zijn minder bruusk en alles vloeit beter in elkaar over.

Dirigent Nézet-Séguin is de uitgelezen persoon voor dit soort werken: door zijn energie danst hij de leden van het concert door het stuk heen. Het is niet vaak dat een dirigent een crescendo aanduidt door door zijn knieën te gaan en zich daarna helemaal uit te strekken. Hij begeleidde de korte solostukken door de violen en de cello admirabel op een persoonlijke manier en deze werden met de nodige, maar niet overdreven, pathos gespeeld. Wanneer het orkest dan weer samen het maximum moest geven, liet hij zelfs het dirigeerstokje helemaal achterwege. Met twee gebalde vuisten stuwde hij iedereen vooruit: een uitzonderlijk zicht.

De enige valse noot van de avond bleek de veel te schrille piccolo te zijn: een instrument met een sowieso erg schel geluid, maar de eerste noten bleken toch iets te hard aangezet. De rest van de houtblazers waren echter prima van stem en hun solostukken werden zoals gevraagd prima gespeeld. Het RPO was al heel de avond op dreef en het stuk kwam tot zijn bekende, daverende apotheose. Nézet-Seguin schudde hierin zijn zweet alle kanten uit (gelukkig waren de eerste twee rijen onbezet gebleven) en sprong bijna het orkest in.

Het gebeurt bijna nooit in Antwerpen en het kwam traag op gang, maar uiteindelijk kwam er dan toch een staande ovatie die minutenlang bleef duren. Met dit concert bewees het Rotterdams Philharmonisch Orkest wederom bij de betere orkesten te horen wanneer het op dynamische muziek aankomt. Vooral onder leiding van Yannick Nézet-Seguin, momenteel toch behorend tot de wereldtop van dirigenten, kom je zo tot een uitstekend en memorabel concert.

Dit concert werd opgenomen door Klara en wordt uitgezonden op 31 oktober om 20 uur in het programma ‘Klara live’.

Concert: deFilharmonie olv. Jakub Hrůša
Datum:27 september 2013
Uitvoerende(n):deFilharmonie, Jakub Hrůša; Liebrecht Vanbeckevoort, piano
Locatie:deSingel

Arnold_Boecklin_-_Island_of_the_Dead,_Third_Version

‘Stemmen uit het dodenrijk’, dat was de belofte die de programmamakers van deSingel hadden gemaakt. Het orkest van deFilharmonie zou samen met Belgische pianist Liebrecht Vanbeckevoort zwelgen in de dood. Al snel bleek gelukkig al dat het niet heel de avond somberheid en duisternis zou zijn.

Al had je wel dat gevoel na de eerste tonen van Rachmaninovs Dodeneiland (op. 29). De lage tonen van de cello’s gebundeld met een trage tromslag voerden iedereen vanaf het begin mee op de boot van Charon. Dit symfonische gedicht beeldt de ziel van de overledene uit die overgevaren wordt naar de onderwereld. Toch zitten er ook in dit stuk uitbundige passages die het hele orkest laten losbarsten. Maar het eindigt ook op dezelfde donkere ritmes en geluiden waarmee het begon.

De toon leek gezet voor de rest van de avond, maar daar stak Liszt een stokje voor. Snel werd een Steinway het podium opgeduwd en Liebrecht Vanbeckevoort mocht beginnen aan de Totentanz (s.126). Al snel bleek dat de altijd briljante pianist er zin in had. Het stuk werd met de nodige piano percussie gespeeld (de klep van de Steinway ging op en neer, zoals het hoort) maar ook de tragere variaties werden prachtig gespeeld. Vanbeckevoort bracht het stuk met de nodige humor dat het in zich heeft. Hij wist precies waar er speels moest gespeeld worden en waar hij het volle volume van het instrument moest opentrekken, om samen met het orkest de duivelse ritmes te ontketenen. Het perfecte muziekstuk om goedgemutst de pauze in te gaan.

De Asraelsymfonie voor groot orkest in c, opus 27 van de Boheemse componist Josef Suk werd door hem gecomponeerd voor zijn net overleden schoonvader en mentor Dvořák. Na het schrijven van drie delen overleed echter ook zijn vrouw, waarna hij de laatste twee delen aan haar wijdde. Deze symfonie zit vol dynamiek en subtiele effecten. Motieven worden heel traag en klein gepresenteerd door slechts een handvol instrumenten, om daarna uit te barsten tot grote orchestrale passages. Dit is op opnames niet evident: het volume schommelt te sterk waardoor je dit enkel in een stille omgeving met veel aandacht moet beluisteren. Een concertzaal is hier dan de uitgelezen locatie voor.

Het programma bleek na afloop een slimme keuze geweest te zijn: het Dies Irae motief en het tritonusinterval (het duivelse interval, gevreesd in de middeleeuwen) kwamen volop aan bod in alle stukken. Toch had ieder muziekstuk zijn eigenheid waardoor de avond zeer gevarieerd was.

De Tsjechische dirigent Jakub Hrůša hield op een krachtige, ingetogen manier deFilharmonie in bedwang. Met wijdse zwaardslagen van zijn dirigeerstok leidde hij moeiteloos iedere instrumentengroep. Het was niet heel spectaculair, maar efficiënt was het des te meer.

Ondanks de duistere titels kwam je niet somber de zaal uit, maar met een nieuwe appreciatie voor een minder bekende componist (Josef Suk) en een hernieuwd geloof dat het in het dodenrijk toch allemaal zo slecht niet kon zijn.

 

Concert: Three Tales van Steve Reich (bis)
Datum:12 september 2013
Uitvoerende(n):Ensemble Modern & Synergy Vocals, Sian Edwards
Locatie:de Bijloke, Gent

Hindenburg Marc heeft het vooral over het stuk Three Tales gehad, en dat is waar tijdens een opvoering van dit stuk vooral de nadruk op ligt. Door de videobeelden en soundtrack liggen alle tempi op voorhand vast waardoor enige improvisatie onmogelijk wordt. Dit maakt dat er de vraag kan gesteld worden of een live concert genoeg van een opname afwijkt om er ook daadwerkelijk voor uit de zetel te komen.

Ensemble Modern en Synergy Vocals bewezen dat dit wel degelijk het geval is. Ten eerste gebeurt het niet vaak dat je thuis met volle aandacht deze video-opera met bijbehorende beelden volledig gaat bekijken. Hierdoor komt de nadruk altijd te liggen op de muziek, wat uiteraard niet de bedoeling was toen Reich het stuk schreef of zijn vrouw Beryl Korot de beelden samenstelde. Het stuk uitgevoerd zien worden is dan de ideale manier om beide media weer op eenzelfde niveau te brengen (dat de zwakte van de beelden hierdoor ook meer uitgesproken wordt, is een resultaat hiervan).

Ten tweede wordt al onmiddellijk bij de eerste tonen duidelijk wat een huzarenstukje is om dit stuk perfect synchroon met de beelden te spelen. Het slagwerk van het Ensemble Modern speelde perfect op het ritme de verschijning van krantenkoppen mee, en het hele Ensemble en Synergy Vocals bleken 75 minuten lang perfect op elkaar en op de beelden afgestemd. De eerste minuten moesten de stemmen nog afgeregeld worden, maar dit bracht de geluidsman schijnbaar snel in orde.

De kerkachtige architectuur van de Bijloke in Gent kwam het stuk ook nog eens ten goede door zijn lange smalle structuur, waardoor de muzikanten mooi onder het breedtevullend scherm konden plaatsnemen dat de rest van de naaf vulde. Alle aandacht werd gefocust op de actie zelf, zoals het hoort.

Toch was het publiek niet dolenthousiast, en stierf het applaus uit nog voor alle bloemen in de juiste handen waren terechtgekomen (waarna er beleefd opnieuw werd geapplaudisseerd, waar prompt opnieuw mee werd opgehouden toen duidelijk werd dat het laatste boeket was uitgedeeld). Dit komt ongetwijfeld door het weinig wervende karakter van de opera zelf, of misschien worstelden alle concertgangers met de vragen die erdoor werden opgeroepen? Het doet alleszins geen afbreuk aan de kwaliteit van het geleverde werk door de muzikanten, maar een klein extra stuk waarin de muzikanten zich even helemaal hadden laten gaan (een stukje Zappa misschien?) hadden het concert extra glans kunnen geven.

Concert: Three Tales van Steve Reich
Datum:12 september 2013
Uitvoerende(n):Ensemble Modern & Synergy Vocals, Sian Edwards
Locatie:de Bijloke, Gent
Waardering:

Foto: Ernst Neisel

Foto: Ernst Neisel

Het nieuwe concertseizoen opende voor ons met een bijzonder werk, de video-opera Three Tales van Steve Reich. Het stuk, dat stamt uit 2003, verhaalt achtereenvolgens van de ramp met de zeppelin Hindenburg, de kernproeven op Bikini en het klonen van het schaap Dolly. Citaten uit het bijbelboek Genesis lopen als een rode lijn door het stuk heen, waarbij ze enerzijds een illustratieve rol lijken te vervullen (“And fill the earth and subdue it, and rule over the fish of the sea, the birds of the air, and every living thing” in Bikini) en anderzijds waarschuwen voor de arrogantie van de mens (referenties naar de Boom van de kennis van goed en kwaad in het Hof van Eden). Three Tales is hiermee vooral een cautionary tale en het spreekt voor zich dat Reich door de keuze voor het mengen van wetenschap in religie zich vaak op gevaarlijk ijs begeeft, met name in het laatste deel waar het draait om niet onomstreden onderwerpen als genetische manipulatie en robotica. Mede door de uitgebalanceerde keuze van de sprekers en citaten verzandt het werk gelukkig niet in een religieuze kritiek op de goddeloze en verderfelijke wetenschap. De uitspraak die Steve Reich lijkt te willen doen is vooral waarschuwend, manend tot voorzichtigheid, of zoals rabbi Adin Steinsaltz sommeert: “The sin of Adam – in eating [fruit of the Tree of Knowledge], he was too hasty.”

Muzikaal gezien is Three Tales een logische vervolgstap van de experimenten met “spraakmelodie” die Steve Reich in de jaren zestig begon met It’s gonna rain en later voortzette in het uitmuntende Different Trains voor strijkkwartet en tape. Nieuwe digitale technieken stellen Reich in staat om in Three Tales nog flexibeler om te springen met de stemmen die hij tot zijn beschikking heeft, wat een nog verder gaande samensmelting van gesproken woord en muziek tot gevolg heeft dan in het eerder gecomponeerde The Cave, bijvoorbeeld. In het openingsdeel It could not have been a technical matter bewerkt Reich de stem van een radio omroeper zondanig dat er van zinnen als: “It flashed, it flashed and it’s crashing. Bursting, bursting into flame. Oh, its flames. Get this, get this Scotty!” vaak niet meer overblijft dan een vervaarlijk gegons of een jammerende lettergreep waar het ensemble afwisselend mee harmonieert en op accentueert.

De videobeelden van Reichs vrouw Beryl Korot vormen eigenlijk de zwakste schakel in het geheel. De video heeft over het algemeen een te illustratieve rol, ziet er op punten nogal gedateerd uit en kent een aantal twijfelachtige visuele ingrepen – grijze omkaderingen, reliëf effecten, etc. De bewerkte archiefbeelden van de Hindenburg, herhaaldelijk getoond in diverse uitsneden, dragen wel succesvol bij aan de hypnotiserende misère die ook in muziek door Reich wordt verklankt, maar in het laatste deel zit Korots bijdrage vooral in de weg. Hindenburg en Bikini bestaan uit bijna volledig uit collages van krantenkoppen in combinatie met bewegend archiefmateriaal, in Dolly zijn voornamelijk pratende hoofden van een keur aan belangrijke wetenschappers en denkers – waaronder Richard Dawkins, Sherry Turkle, Marvin Minsky en Rodney Brooks – aan het woord en is het aanmerkelijk lastiger die zelfde techniek toe te passen. Omdat Korot over het algemeen letterlijk het karakter van de muziek volgt zorgt dat soms voor wat ongemakkelijk momenten. Zo rekt Reich regelmatig zinsnedes op, door het geluid te vertragen zonder het veranderen van toonhoogte en timbre. Korot beantwoordt in dat geval de geluidstape visueel door de sprekende hoofden te vergroten, hetgeen – hopelijk onbedoeld – een nogal onaangenaam, benauwend effect geeft dat niet aanwezig is in de muziek.

Het is altijd lastig om de individuele expressie van de musici te beoordelen in het werk van Steve Reich, zeker omdat er in zijn werk geen ruimte gelaten wordt voor individuele, virtuoze gebaren. Bij een compositie als Three Tales is dit helemaal het geval, aangezien er door het ensemble synchroon met zowel beeld als geluidsband gespeeld moet worden. De uitvoering van het Ensemble Modern en de Synergy Vocals liep echter als een geoliede machine en zij verzorgden zo een veelbelovende opening van het concertseizoen 2013-2014.

Concert: Richard Goode speelt Beethoven
Datum:25 mei 2013
Uitvoerende(n):Richard Goode
Locatie:deSingel, Antwerpen

richard-goode

Ik heb een paar dagen gewacht voor ik een paar woorden over het concert van afgelopen zaterdag schreef. Ik ging er met een lichte teleurstelling buiten en ik wilde weten hoe dit kwam en of dit nog zou overgaan. Dit is jammer genoeg niet het geval.

Richard Goode concerteerde vorige zaterdag in de blauwe zaal van deSingel in Antwerpen. Hij speelde er de drie laatste sonates (nr. 30, 31 en 32) van Beethoven en elf bagatelles van op. 119. De bagatelles waren al een eerste teleurstelling: duidelijk opvulselmateriaal om toch in de buurt van twee uur concert te komen (inclusief ruime pauze). Maar goed, voor de bagatelles alleen was niemand komen opdagen.

Collega Marc schreef al wat over de sonates. Net zoals hij kan ik beamen dat het tweede stuk, de sonate nr 31 in As (op 110) het hoogtepunt van de avond was. Het is dan ook het meest sterke stuk van de drie gespeelde, maar de heer Goode leek ook zichtbaar te genieten van zijn eigen spel. Zijn incessante geneurie en gebrom werd naar de achtergrond verbannen en de muziek voerde de boventoon. De bijna perfecte akoestiek haalde de nuances goed naar boven, en de klaterende noten klonken kraakhelder.

En nog steeds begrijp ik niet waarom dit niet overkwam in de andere twee sonates. In het eerste stuk van de avond, sonate nr 30 in E (op 109) schrok ik van het bijna droge spel van Goode. Het was onmiddellijk duidelijk dat hier een groot meester aan het werk was met perfecte controle over zijn instrument, maar toch boeide het allemaal net niet. Kan het dat het té perfect klonk? De latere stukken van Beethoven zijn speciale werken, en toch speelde Goode ze op een klassieke manier, wat misschien niet is wat deze stukken vragen.

In het laatste stuk van de avond, sonate nr 32 in c (op 111) ging de vernis van het meesterschap afbladeren, en kwamen snelle lopen niet helemaal tot hun recht, en klonken ze zelfs afgehaspeld. Dit voegde charme toe aan het spel, maar toch bleef de droogheid doorklinken. Ik zag niet minder pedalenspel dan gewoonlijk (gezeten op onze uitzonderlijk goede plaatsen op de 4de rij), wat het soms hoorbare gebrek aan legato had kunnen verklaren. De vele trillers in deze sonate kwamen dan weer wonderbaarlijk tot hun recht, mede door de ervaring van de pianist, het instrument en de akoestiek van de zaal.

Het is soms moeilijk te verklaren waarom je soms over bepaalde concerten enthousiast bent en over andere niet. Dit was afgelopen zaterdag zo, al dit is waarschijnlijk wat muziek boeiend maakt. Alleen jammer dat dit het laatste concert van ons seizoen was, en dat het nu wachten tot september is voor nieuwe uitvoeringen.

Concert: Richard Goode
Datum:25 mei 2013
Uitvoerende(n):Richard Goode
Locatie:deSingel, Antwerpen
Waardering:

In 1819 vroeg muziekuitgever Moritz Schlesinger Ludwig van Beethoven om nieuwe composities. Na enig gesteggel over geld ging Beethoven uiteindelijk in 1820 akkoord met een bedrag van 150 dukaten voor 25 liederen en een drietal piano sonates. Die piano sonates vormen zijn Opus 109 tot en met 111 en het zijn de laatste die hij zou schrijven.

De Amerikaanse pianist Richard Goode speelde gisteren in deSingel de drie laatste sonates en de 11 Bagatellen, Op. 119. Zijn houding en techniek ademden een prettig gebrek aan bravoure en het leek bijna alsof hij vooral voor zichzelf speelde en het applaus van de avond maar op de koop toe nam. Niet dat er een mensenschuwe zonderling op het podium zat, ik denk dat de beste man het helemaal niet erg vond dat er toevallig ook aardig wat publiek in de zaal aanwezig was.

De avond opende met een mooie vertolking van Op. 109, maar het beheerste spel van Goode overtuigde het meest in de Sonate Op. 110, opvallend genoeg ook de eerste werk uit de reeks van drie die hij op veertienjarige leeftijd leerde. Helaas is Goode wel van de school van Glenn Gould, dus er was het nodige geneurie en gebrom hoorbaar in de lyrische delen van de sonates, misschien mede dankzij de akelig goede akoestiek van de Blauwe Zaal in deSingel.

Richard Goode

De 11 Bagatellen vormden vooral een opmaat naar Op. 111 waar het klaterende, parelachtige spel van Goode bijzonder tot zijn recht in de passages in de hoge registers. De syncopische delen in het Arietta kenden een wat hobbelig verloop, Goode leek het hier even moeilijk te hebben. Maar na het beginnen aan de series van hypnotiserende trillers die het coda van Op. 111 voortstuwen stond de tijd even stil. Het neuriën is hem dan ook vergeven.

Gezien een recente desillusie waar het Beethoven betrof, vormde de vertolking van Richard Goode een waardige afsluiting van ons concertseizoen.

Concert: Le Sacre du printemps (bis)
Datum:17 mei 2013
Uitvoerende(n):Rotterdams Philharmonisch Orkest, Yannick Nézet-Séguin; Marien van Staalen, cello
Locatie:De Doelen, Rotterdam
Waardering:

Le Sacre du Printemps - Nicholas Roerich

De Parijse schandaalpremière van “Le Sacre du printemps” is over twee weken week precies 100 jaar geleden. Reden voor veel orkesten om het werk van Igor Stravinsky te programmeren voor dit seizoen. De regelmaat waarmee het werk door de jaren heen op de concertprogramma’s staat is opvallend te noemen. Composities uit hetzelfde tijdvak van bijvoorbeeld Schönberg of Webern zijn aanzienlijk minder populair, maar ook het verdere oeuvre van Stravinsky (wellicht met uitzondering van “De Vuurvogel”) krijgt relatief weinig aandacht.

De “evergreen” van Strawinsky stond als laatste op het programma naast “La Valse” van Maurice Ravel en de première van het Celloconcert van Robin de Raaff. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder leiding van Yannick Nézet-Séguin bracht een bij vlagen gedragen versie van “Le Sacre”. De jachtigheid van het stuk wordt vaak benadrukt, maar de nuances van Nézet-Séguin en het Rotterdams Philharmonisch (bijvoorbeeld in de korte fanfarepassages in het tweede deel) brachten ook de dwingende onverbiddelijkheid in de muziek meer naar voren – uiteraard passend bij het concept van het ballet. Fijne muziek, fijne uitvoering.

Dan was er de première van het Celloconcert van Nederlander Robin de Raaff. Geen schandaal van Parijse proporties in De Doelen, maar (natuurlijk) een staande ovatie. De cellopartij was in goede handen van Marien van Staalen, maar het werk zelf liet nogal te wensen over. De ijle opening voor cello en “ruisende” percussie, die nog enkele malen opdook in het concert en sterk deed denken aan de openingspassage van “Tout un monde lointain” van Henri Dutilleux, creëerde een veelbelovende spanningsboog die helaas al snel wegviel. Net als in de “Chamber Symphony” van Vlaamse collega Luc van Hove, een première eerder dit seizoen, was het moeilijk om geboeid te blijven gedurende het Celloconcert. De vele snelle series crescendo naar decrescendo passages voor verschillende orkestpartijen gaven de compositie vooral een fragmentarisch karakter.

De opening van de avond bestond uit “La Valse” van Maurice Ravel. Ondanks de enkelvoudige titel is het werk eigenlijk een serie walsflarden waarop weer kleine variaties geschreven zijn. Bij vlagen klinkt het alsof Ravel de muzikale Weense slagroomsoezen van Johann Strauss door de blender heeft gehaald en dat is in dit geval een positieve connotatie. Ook in dit stuk wisselen Nézet-Séguin en het orkest met plezier van speelse zwierigheid naar melancholie en weerbarstige opvliegendheid.