marcelproustOp een avond in 1916 werd violist Gaston Poulet met zijn Quator Poulet per taxi naar Boulevard Haussmann vervoerd om daar een curieus huisbezoek af te leggen tegen een royale financiële vergoeding. Ze werden ontvangen door schrijver Marcel Proust die Poulets strijkkwartet eerder had zien spelen en er dusdanig van onder de indruk was geraakt dat hij de leden van Quator Poulet verzocht om voor hem alleen, in zijn huiskamer te komen musiceren. Het werk dat Proust wilde horen betrof het Strijkkwartet in D van César Franck.

Nadat het kwartet de laatste noten van de Finale liet klinken serveerde Proust champagne en vroeg Poulet het werk nogmaals integraal te spelen. Vanaf dat moment volgden nog meer privéoptredens gedurende de rest van de Eerste Wereldoorlog waarbij het werk van Franck, maar ook andere favoriete componisten van Proust op het programma stonden. De puissant rijke schrijver dacht er zelfs aan om met het Quator Poulet op reis te gaan naar Wenen om daar op het grote kanaal het ochtendgloren begeleid met de klanken van het strijkkwartet te kunnen ervaren.

Door kenners wordt over het algemeen aangenomen dat Francks strijkkwartet een van de inspiratiebronnen moet zijn geweest voor het Vinteuil Septet, een van de magische muziekstukken uit Prousts eigen meesterwerk À la recherche du temps perdu.

Guillaume de Machaut

Componist en dichter Guillaume de Machaut overleefde de Zwarte Dood in de veertiende eeuw en bereikte naar alle waarschijnlijkheid de respectabele leeftijd van zevenenzeventig jaar – zijn geboortedatum is niet exact bekend. De meester van de ars nova beleefde na een veelbewogen leven op de hoge leeftijd van bijna zestig echter nog een amoureus avontuur met een zeer jong meisje. Guillaume de Machaut was daarmee niet de enige componist met een “groupie”, maar misschien wel een van de eersten.

Volgens de overlevering schreef de negentienjarige Péronne d’Armentières een hartstochtelijke brief waarin ze de onvoorwaardelijke liefde verklaarde aan de halfblinde en kreupele componist. In de brief stelde ze voor om Guillaume te ontmoeten en samen reizen te ondernemen. Ondanks de aanvankelijke terughoudendheid van de componist, die zichzelf een gammele oude man vond, kwam het uiteindelijk tot meerdere ontmoetingen tussen de jonge edelvrouw en De Machaut. Meer dan kussen op de mond werden er niet uitgewisseld en Péronne werd uiteindelijk uitgehuwelijkt aan een jongeman, de dichtende componist eenzaam en verliefd achterlatend.

Guillaume de Machaut tekende zijn geriatrische liefdesaffaire op in het werk Le livre du voir-dit en deskundigen zijn er nog steeds niet uit of het ook daadwerkelijk autobiografische poëzie van De Machaut is, zoals van oudsher is aangenomen. Er wordt bijvoorbeeld naarstig gezocht naar anagrammen in Le livre du voir-dit die het definitieve bewijs van de amoureuze verhouding moeten leveren. Een deel van een vers, “Pour li changier autre dame le”, zou bijvoorbeeld met enige fantasie in “Guillaume de Machaut, Peronelle d’Armentiere” kunnen transformeren. Nog een andere deskundige puzzelaar kwam met een gewijzigde vertaling van dezelfde frase (“Pour li changier autre fame le”) met een alternatieve ontcijfering van hetzelfde fragment: “Guillaume de Machaut, Perronne fille a a[i]mer”.

Of Guillaume daadwerkelijk zijn Péronne kuste onder een kersenboom is dus nog maar zeer de vraag…

Foto: William Gedney

Foto: William Gedney

Het werk van John Cage weet mensen nog steeds heftig te verdelen. Voor de een vormt Cage het symbool van het vermeende faillissement van de muzikale traditie, de ander ziet hem als een geniale vernieuwer. Binnen een totaal niet verwant vakgebied is de persoon John Cage echter een stuk minder controversieel en worden zijn werkzaamheden veelal geprezen; het betreft de discipline van de mycologie, het biologisch onderzoek naar paddestoelen, schimmels en zwammen.

Cage was een fervent amateurmycoloog en richtte begin jaren zestig de New York Mycological Society op, een genootschap dat inmiddels meer dan honderd leden telt. Zijn encyclopedische kennis over paddestoelen kwam hem echter op andere vlakken ook goed van pas. Zo leverde Cage eetbare paddestoelen aan dure restaurants in New York gedurende de periode dat hij niet kon rondkomen van zijn activiteiten als componist.

Dankzij een ietwat bizarre samenloop van omstandigheden raakte ook het Italiaanse televisiepubliek
eind jaren vijftig bekend met John Cage en zijn mycologische activiteiten. Cage was op dat moment op bezoek bij zijn collega Luciano Berio, werkzaam bij “Studio di Fonologia”, de divisie voor audio onderzoek van de Italiaanse staatstelevisie (RAI). Waarschijnlijk dankzij Berio’s contacten bij RAI, verscheen Cage daarop in vijf afleveringen van de quiz “Lascia o Raddoppia” (“Dubbel of Niets”). Zijn specialistische onderwerp: giftige en eetbare paddestoelen.

Gedurende de vijf afleveringen van de quiz verzorgde de componist tussen het beantwoorden van steeds moeilijkere vragen ook nog muzikale intermezzi, waaronder werk voor prepared piano. Het prijzengeld na vijf afleveringen bedroeg vijf miljoen lire (ongeveer 8.000 dollar) en kon door Cage gewonnen worden na het benoemen van vierentwintig families uit de orde van de Agaricales – de vliegenzwam en champignon behoren tot deze orde. Na het alfabetisch benoemen van de families en het bedanken van de paddestoelen, RAI en de bevolking van Italië ging John Cage naar huis met vijf miljoen lire. Van het prijzengeld kocht hij een piano en een Volkswagenbus voor de dansgroep van zijn partner Merce Cunningham.

meininger-hofkapelle-1882

De negentiende eeuwse pianist, componist en dirigent Hans von Bülow stond bij leven al bekend om zijn ongezouten meningen die hij graag mocht ventileren (“Een tenor is geen man, maar een ziekte.”), een eigenschap die hem zowel befaamd als berucht maakte.

Tijdens zijn vijfjarige aanstelling (1880 – 1885) als dirigent van de Meininger Hofkapelle stond Von Bülow aan de wieg van vele innovaties op het vlak van orkestsamenstelling en dirigeertechniek – de leden van de Hofkapelle werden bijvoorbeeld geacht uit het hoofd te spelen. Dankzij Von Bülow werd een aanstelling bij het orkest van Meiningen een gewilde plaats voor musici om het vak te leren. Zijn scherpe tong en tirannieke gedrag droegen bij aan het succes van het orkest maar veroorzaakten eveneens de nodige problemen voor de sterdirigent.

Aangezien Von Bülow voorvechter was van het werk van een aantal belangrijke, contemporaine componisten (Brahms, Wagner en Tchaikovsky) en deze ook met grote regelmaat programmeerde, verliepen repetities van dergelijke nieuwerwetse composities nog wel eens stroef. Het autoritaire leiderschap van de dirigent botste op dat soort momenten met andere ego’s in het orkest, zoals de vermaarde virtuoos Franz Strauss (de vader van Richard Strauss) die de post van eerste hoornist bekleedde in de Hofkapelle.

Tijdens een ellenlange generale repetitie van een opera van Wagner klaagde Franz Strauss dat hij niet meer verder kon spelen wegens uitputting. “Ga dan maar met pensioen!”, beet Von Bülow hem daarop toe. Strauss vertrok prompt naar Intendant Karl von Perfall om “op last van Herr von Bülow” zijn pensioen op te eisen. De vermogende Strauss had het pensioengeld niet eens nodig en werd als musicus ook nog eens onvervangbaar geacht. Daarmee zorgde het staaltje blufpoker van de dirigent vooral voor de nodige administratieve en diplomatieke hoofdbrekens voor Von Perfall die vervolgens een “staakt-het-vuren” tussen Franz Strauss en Hans von Bülow moest bemiddelen.

De Sarabande uit de tweede Cello Suite in d mineur van Johann Sebastian Bach had een speciale betekenis voor cellist Mstislav Rostropovich. Hij speelde het stuk als toegift na afloop van een concert in Engeland op 21 augustus 1968 toen op dat moment de Russen Tsjecho-Slowakije binnen vielen om een gewelddadig einde te maken aan de Praagse Lente. Hij zei de compositie op te dragen aan eenieder die bedroefd was. Hoezeer Rostropovich dit meende blijkt uit onderstaand verhaal van de Japanse dirigent Seiji Ozawa.

In 1989 overleed het pasgeboren dochtertje van sumoworstelaar Chiyonofuji Mitsugu, een vriend van Rostropovich die liefhebber was van de Japanse worstelsport. Zodra de cellist het tragische nieuws hoorde nam hij het vliegtuig en vloog, slechts bepakt met zijn cello, naar Narita in Japan. Vanaf het vliegveld aldaar volgde een taxirit van 1,5 uur naar het huis van Chiyonofuji. Daar aangekomen speelde hij enkel de Sarabande ter nagedachtenis aan het meisje en nam daarna dezelfde taxi terug naar het vliegveld om terug te keren naar Europa.