Shostakovich: A Life Remembered van celliste Elizabeth Wilson is geen biografie, maar een verzameling korte verhalen en interviews over componist Dmitri Shostakovich, zoals verteld door familie, vrienden en kennissen.
Het boek is niet strikt chronologisch opgebouwd en daarom is het soms lastig om een heldere tijdlijn te vormen van Shostakovich’ leven. Veel anekdotes refereren bijvoorbeeld aan zaken die pas later verdere invulling krijgen. Maar het is Wilson er dan ook niet om te doen om een volledige biografie op te tekenen. De verhalen over Mitya – zoals veel intimi hem noemen – zijn niet altijd even levendig en komen niet verder dan een opsomming van namen en jaartallen. Goede vrienden als Mstislav Rostropovich en Isaak Glikman, die ook lang de secretaris van de componist was, schilderen een veel kleurrijker beeld van de componist.
Enige herhaling is onvermijdelijk als je een groep mensen vraagt iets op te rakelen over een goede bekende. De veelvuldigheid waarmee men refereert aan de tics van Shostakovich gaat soms wat vervelen. Je zou bijna gaan denken dat de beste man zo’n nerveus wrak was, dat het een wonder mag heten dat hij vijftien symfonieën schreef. Anderzijds levert het wel mooie karakterinzichten op, zoals de obsessieve punctualiteit en extreme beleefdheid van de meester. Zijn onwil om correcties aan te brengen in uitgeschreven partituren mag ook legendarisch heten, evenals de uiterst creatieve bochten waarin hij zich wrong om goedbedoelde suggesties van derden aangaande zijn muziek te deflecteren.
Helaas is de componist zelf niet meer in leven om de door Wilson verzamelde herinneringen aan zijn persoon te kunnen autoriseren. De vraag is ook of Shostakovich dat zou hebben gedaan, gezien de kritiekloze en gedienstige houding die hij publiekelijk graag aannam. De componist strooide lustig met kwalificaties als “schitterend” of “fantastisch”, om iemand maar niet te beledigen.
Bij een man als musicoloog Lev Lebedinsky, wiens mijmeringen soms grenzen aan grootspraak, zou enige context wellicht toch op zijn plaats zijn. Lebedinsky was bijvoorbeeld lid van de geheime politie van de Bolsjewieken (de Cheka) en leider van RAPM (Russiscche Associatie van Proletarische Musici), een vereniging die Shostakovich zeker geen warm hart toedroeg. Dergelijke feiten zetten zijn flamboyante beweringen, zoals zijn scherpe veroordeling van het toetreden tot de Communistische Partij door de componist, toch in een wat ander daglicht. Wilson laat dergelijke contextualisering vaak achterwege of volstaat met een korte voetnoot.
Het is echter de vraag of het totaalbeeld van Dmitri Shostakovich in A Life Remembered te lijden heeft onder een aantal van deze meer twijfelachtige bijdragen. Een kritische beschouwing van dergelijke bronnen, maar bijvoobeeld ook Shostakovich’ verhouding met het Sovjet-regime, is eerder op zijn plaats in een traditionele biografie, zoals die van Laurel Fay of Krzysztof Meyer.