Concert: Colin Currie Group & Synergy Vocals – Music for 18 Musicians
Datum:26 mei 2016
Uitvoerende(n):Colin Currie Group & Synergy Vocals
Locatie:Laurenskerk, Rotterdam
Waardering:

Foto: Chris Gloag

Foto: Chris Gloag

Met Music for 18 Musicians bereikte Steve Reich in 1976 de perfecte balans tussen de strengheid van zijn eerdere Phases voor viool en piano en zijn latere, vrijere werk. Sinds de première in de jaren zeventig is het dan ook een geliefd stuk dat ook in de popmuziek zijn invloed heeft doen gelden; wijlen David Bowie beschouwde het bijvoorbeeld als een van zijn favoriete albums en Toccata op het album One-Armed Bandit van de Noorse groep Jaga Jazzist is een groot eerbetoon aan Music for 18 Musicians. De populariteit van Reichs meesterstuk was waarschijnlijk ook de reden waarom er opvallend veel (relatief) jonge gezichten in het publiek te vinden waren.

De Colin Currie Group speelde het stuk met de minimaal mogelijk bezetting, de in de titel genoemde 18 musici. Het leverde een mooi ballet op, waar percussionisten regelmatig wisselden van slagwerk of zelfs plaatsnamen aan de piano om de pianisten te versterken en vice versa. Music for 18 Musicians blijft muzikaal gezien compleet overeind als audio opname, maar als concertstuk krijgt het echt een extra dimensie door de non-verbale communicatie van de musici en de coördinatie die het stuk vergt om ritmisch strak in het gareel te blijven. Het lukte de Colin Currie Group, met hulp van de Synergy Vocals om een soepele en helder klinkende versie van het stuk neer te zetten, voor zover het mogelijk is om in Reichs muziek individuele expressie te leggen. Qua dynamiek en swing had de interpretatie meer gemeen met de originele opname van Reichs eigen ensemble op het label ECM uit 1978 en minder met het warmere, maar toch wat gladde geluid dat te horen was op de tweede opname van Steve Reich and Musicians uit 1996. De versterkte instrumenten in combinatie met de geluidsweerkaatsing van het interieur van de Laurenskerk bleken geen belemmering voor de psychoakoestische effecten van de muziek. Zelfs voor de aandachtige luisteraar was het soms amper mogelijk om te horen waar de melodielijn van het ene instrument overvloeide in die van het andere instrument, in het geval van Music for 18 Musicians is dit nu eens een positief aspect.

Concert: Trio Mediæval & Bang on a Can All-Stars – Steel Hammer
Datum:20 april 2016
Uitvoerende(n):Trio Mediæval & Bang on a Can All-Stars
Locatie:Laurenskerk, Rotterdam
Waardering:

julia-wolfe-steel-hammerAan erkenning voor de drie oprichters van Bang On A Can is er de laatste jaren geen gebrek. Zo was David Lang aanwezig op de rode loper tijdens de uitreikingen van de Oscar vanwege zijn nominatie voor de compositie simple song #3 uit de film Youth en wonnen Julia Wolfe en hij de Pulitzerprijs voor muziek. Helaas bracht Bang on a Can All-Stars niet het oratorium Anthracite Fields, waarvoor Julia Wolfe de Pulitzer won, maar het oudere Steel Hammer uit 2009.
Het negendelige stuk vormt een ballade over de negentiende-eeuwse volksheld John Henry uit het zuiden van de Verenigde Staten en zijn symbolische strijd tegen de stoomhamer. Wolfe legt in Steel Hammer op ingenieuze wijze de veelvormigheid van de legende rondom Henry bloot. Zo bestaat een van de delen alleen maar uit de herhaling van alle namen van de staten waarin Henry zijn beroep als steel-driver uitgeoefend zou hebben. Het vijfde deel, Characteristics, vormt een opeenvolging van de uiterlijke kenmerken van John Henry, die bijna allemaal onderling tegenstrijdig blijken te zijn. Als geheel is het een moderne interpretatie van de heldenballade en tevens een spannend stuk muziek.

De Laurenskerk leent zich uiteraard uitstekend voor het hemelse stemgeluid van Trio Mediæval, maar omdat het trio voor dit stuk werd bijgestaan door Bang on a Can All-Stars en haar imposante instrumentarium was er gekozen voor algehele geluidsversterking. Het zorgde er voor dat Trio Mediæval altijd hoorbaar was en dat de imposante geluidskluwen nog flink nagalmden in de kerk, maar de totale mix klonk soms wat schel. Alle musici leverden desondanks prestaties van hoge kwaliteit, ondanks de hoge en soms onconventionele eisen die de componiste aan hun stelde. Moderne muziek schrijft soms ongewone zaken voor die nog wel eens onbedoeld op de lachspieren willen werken. Julia Wolfe mag zich ook graag van die moderne trukendoos bedienen (gebruik van het lichaam als percussie, gefluit), maar een dergelijke ingreep staat bij haar altijd in dienst van de muziek.

Steel Hammer is een intense ervaring. Niet in de laatste plaats vanwege de fantastische geluidsexplosies die Wolfe voorschrijft, zoals in het jachtige The Race. Polly Ann, waarin de liefde van John Henry wordt beschreven, blinkt dan weer uit in breekbare schoonheid, evenals het meditatieve slot Lord Lord. Nadat de negen delen weerklonken in de Laurenskerk heeft het enigma John Henry en zijn titanenstrijd tegen de mechanisering dan ook definitief en overtuigend gestalte gekregen.

Concert: Pavel Haas Quartet – Prokofiev, Beethoven & Shostakovich
Datum:13 april 2016
Uitvoerende(n):Pavel Haas Quartet; Boris Giltburg, piano
Locatie:deSingel, Antwerpen
Waardering:

Foto: Marco Borggreve

Foto: Marco Borggreve

Er zijn van die avonden waar je na de eerste noot al weet dat het allemaal goed gaat komen. Het Pavel Haas Quartet overtuigde in 2013 in de Rotterdamse Doelen al met een weergaloze combinatie van Beethoven, Schnittke en Shostakovich en herhaalde dit kunststukje in Antwerpen andermaal met dezelfde combinatie van twee Russen en Ludwig.

Met het eerste strijkkwartet van Sergei Prokofiev werd de toon gezet. Violiste Veronika Jarůšková en cellist Peter Jarůšek hebben de gave om virtuositeit zo soepel te laten ogen, dat het bijna achteloosheid lijkt. Van opstartproblemen, of het ‘aanvoelen’ van de zaal was geen sprake, het Pavel Haas Quartet dook meteen in Prokofievs opwindende Allegro, om vervolgens glorieus af te sluiten met de twee Andantes. Prokofievs overtuiging dat een langzaam deel prima dienst kan doen als een afsluiter van een kwartet werd alleen maar kracht bijgezet door het begeesterde spel van alle leden van het viermanschap.

De stekelige bitterzoetheid van Prokofiev maakte daarna plaats voor elegante trillers, lange, lyrische bewegingen en fugatische elementen (want late Beethoven) van het Quartetto serioso. Een moeiteloze overgang naar het klassiekere materiaal van Beethoven en een fijne afsluiter van de eerste helft van het concert.

Voor het pianokwintet van Shostakovich werd het strijkkwartet versterkt door pianist Boris Giltburg die in 2013 de Koningin Elisabethwedstrijd won en sindsdien aan een veelbelovende carrière is begonnen. Het spel van Giltburg was passievol en een tikkeltje wild, maar overstemde het kwartet nooit. Zeker in het wervelende Scherzo werd het percussieve karakter van Shostakovich’ pianopartijen eens te meer benadrukt. De Fuga en het Intermezzo veroorzaakten kippenvel, ronduit prachtig.

Afgaand op hun bezoek aan Rotterdam in 2013 en de avond in deSingel, afgelopen woensdag, is een concert van het Pavel Haas Quartet in ieder geval iets waar in het vervolg blind kaarten voor geboekt kunnen worden, ongeacht het repertoire.

Concert: John Luther Adams – Become Ocean
Datum:8 april 2016
Uitvoerende(n):Codarts Symphony Orchestra, Arie van Beek, Arne Visser en Renato Dias Penêda; Dansers van Codarts Dans; Dietmar Janeck, film; Regina van Berkel, ontwerp & choreografie
Locatie:Laurenskerk, Rotterdam
Waardering:

Become OceanJohn Luther Adams draait al een tijdje mee in de muziekwereld, maar er was een tijd dat men bij het horen van zijn naam meteen verwees naar collega John Adams of de tweede president van de Verenigde Staten. De laatste jaren kan Adams echter op steeds meer waardering rekenen, mede dankzij de inspanningen van de jonge garde componisten en musici. Het winnen van de Pulitzer Prize in 2014 en een Grammy in 2015 zijn de laatste wapenfeiten die zijn status als componist versterken, niet vreemd dat de Doelen daarom werken van hem heeft opgenomen voor dit concertseizoen en het volgende.

Wederkerend thema in de composities van Adams is de natuur en dan met name die van Alaska, de plek waar hij geruime tijd woonde. Het orkestwerk Become Ocean, dat de Pulitzer won, is geen uitzondering op dat leidende element in zijn werk. Wie een soort moderne versie van Debussy’s La Mèr verwacht komt echter bedrogen uit. Become Ocean is een viering van de oerkrachten, niet van speelse wind en kabbelende golven.
De originele première van Become Ocean vond plaats in een gewone concerthal, maar de Doelen koos voor de Nederlandse uitvoering voor een bijzondere locatie, de Laurenskerk, en de toevoeging van choreografie door enkele dansers van Codarts. De akoestiek van de kerk bleek prima aan te sluiten op Adams’ langzame, tonale notenclusters. Het publiek, dat op ongewone wijze tussen de drie orkestgroepen was geplaatst, werd te allen tijde omgeven door atmosferische klanken. Become Ocean is een vrij ingetogen werk, maar kent een aantal glorieuze, bulderende crescendos die je bijna in je maag zou willen voelen. Het Codarts Symphony Orchestra, onder leiding van drie dirigenten, leek aanvankelijk even moeite te hebben met de muzikale coördinatie tussen de gescheiden instrumentgroeperingen, zoals voorgeschreven door de componist, maar maakte er uiteindelijk een mooi, vloeiend geheel van.

De dansers die als zeewezens langs het publiek bewogen vormden een stemmige aanvulling op het geheel, al was de keuze van Regina van Berkel voor juist dat concept misschien wat conventioneel. De inzet van filmbeelden, gemaakt door Dietmar Janeck, werkte door de opstelling van het filmdoek aan slechts een kant van de zaal wat minder goed. Het was wellicht mooier geweest als het publiek omgeven was door de filmbeelden, in combinatie met een gedempter lichtgebruik. Waarschijnlijk deels een financiële beperking, maar ook een gevolg van de expliciete uitnodiging aan het publiek van de organisatie om vooral op te staan en rond te lopen om zodoende de muziek en dans ten volle te ervaren. Een begrijpelijke, maar uiteindelijk jammerlijke beslissing. De kleine kluwen bezoekers die achter de dansers aan schuifelden waren nog tot daar aan toe, maar het concept van ‘vrij rondlopen’ nodigde blijkbaar ook uit tot het schieten van telefoonfoto’s zonder het uitschakelen van het sluitergeluid en het voeren van fluistergesprekken. Bij vlagen was Become Ocean daarom een wat rumoerige ervaring, het is echter de vraag of het Rotterdams Philharmonisch volgend jaar mei de sfeer weet te bereiken met hetzelfde werk in de Grote Zaal van de Doelen, in de Laurenskerk was die vrijdag hoe dan ook indrukwekkend.

Concert: Hélène Grimaud speelt met water
Datum:30 maart 2016
Uitvoerende(n):Hélène Grimaud, piano
Locatie:de Doelen, Rotterdam
Waardering:

Foto: Mat Hennek/DG

Foto: Mat Hennek/DG

Klassieke concertprogramma’s blinken niet vaak uit in originaliteit. Een pianorecital bevat meestal twee grote werken voor de pauze en een klapstuk om het publiek met een voldaan gevoel naar huis te laten gaan. De Franse pianiste Hélène Grimaud tracht met haar programma, met ‘water’ als verbindend thema, enige verandering in die traditie te brengen.

Voor de pauze daarom een negental korte stukken van uiteenlopende componisten, gespeeld zonder noemenswaardige rusten tussen de verschillende delen. Grimaud begon ingetogen met een opvallend lyrisch stuk van Luciano Berio. Het melanchologische Wasserklavier uit Six Encores vloeide naadloos over in de zoekende noten van Toru Takemitsu’s Rain Tree Sketch II. In beide stukken wist Grimaud mooi het mysterie dat besloten ligt in beide werken te vangen. Helaas overtuigden de drie volgende werken van Fauré, Ravel en Albéniz veel minder. Zowel bij Albéniz en in mindere mate bij Fauré ontbrak het aanmerkelijk aan vertelkracht. Gedurende Almería uit Isaac Albéniz’ bekende pianosuite Iberia weerklonk vooral de technisch complexiteit van het stuk en waande je je nimmer in de Spaanse zeehaven, hetgeen toch niet de bedoeling kan zijn in het muzikale Impressionisme.

Na het vlakke middendeel van het concert herpakte Grimaud zich weer met het visionaire Les jeux d’eau à la Villa d’Este van Franz Liszt en het Andante uit Leoš Janáčeks V mlhách (In de mist), waar ze de balans tussen techniek en beeldverklanking wel wist te vinden. Vreemd genoeg leverde het impressionisme van Claude Debussy ook geen grote problemen op, getuige haar vertolking van La cathédrale engloutie, al leek de kathedraal in de forte passages soms wel uit ijs gehouwen.

Wat de tweede pianosonate van Johannes Brahms precies te zoeken had tussen de stukken over water werd niet helemaal duidelijk. Het werk heeft bij vlagen wel iets weg van de verklanking van indrukwekkende natuurkrachten, dus misschien is de keuze zo gek nog niet. Grimauds interpretatie van de pianosonate had helaas te lijden onder de problemen die ook de kop op staken bij Fauré’s Barcarolle en de impressionistische stukken eerder die avond. De pianiste leek bij tijd en wijle moeite te hebben met Brahms’ stormachtige partituur waardoor de frasering van de melodielijnen niet altijd mooi uit de verf kwamen en er soms wat noten verhaspeld leken te worden.

Een bewonderenswaardig initiatief van Hélène Grimaud om zo veel verschillend werk te programmeren. Maar de vraag blijft of ze niet al te veel op haar hals heeft gehaald door al die stijlen en pianistische complexiteit in een avond te willen proppen.

Twee elementen in de programmering van het seizoen 2016/2017 van de Doelen zijn een niet al te grote verrassing: veel aandacht voor de Barok en een concertserie van de pianobroers Jussen. Muziek uit de Barok is al enige jaren een steeds geliefder genre, wellicht een positief bijeffect van de dweperige Matthäus-Passion-verering die Nederland al geruime tijd teistert. Arthur en Lucas Jussen zijn samen met harpist Remy van Kesteren (ook enkele malen terug te vinden in de Doelenprogrammering) definitief ontdekt door een breder publiek. De gebroeders Jussen kiezen voor interessant werk van Ravel en tijdgenoten in hun concerten voor de Doelen.

Weliswaar is het Romantische Lied ditmaal wat ondervertegenwoordigd, maar daar staan grote koorwerken als Beethovens Missa Solemnis en de Harmoniemesse van Franz Joseph Haydn door het Orkest van de Achttiende Eeuw weer tegenover.
Liszts Via crucis is in de bewerking voor piano al een intens stuk, dus de uitvoering van de originele compositie door het Nederlands Kamerkoor en het Asko|Schönberg ensemble in de Laurenskerk kan niet anders dan indrukwekkend worden. Dirigent Reinbert de Leeuw heeft in de afgelopen jaren meermalen gesproken over zijn fascinatie voor het relatief onbekende koorwerk van Liszt; een extra reden om naar Via crucis te gaan dus.

Een ander vocaal werk voor groot ensemble is het emotionele, gelaagde eerbetoon aan ruraal Massachusetts, Unremembered van Sarah Kirkland Snider. Afgelopen seizoen zong Shara Worden al het prachtige death speaks, van Sniders leermeester David Lang, en ook voor Unremembered is zij weer van de partij, bijgestaan door Padma Newsome van Clogs en singer/songwriter DM Stith. Dat moet wel een bijzondere première gaan worden. De invloeden van de Amerikaanse moderne muziek op de Doelenprogrammering houden daar overigens niet op. Er is eveneens ruime en welkome aandacht voor Michael Gordon, David Lang en Bryce Dessner. Become Ocean en death speaks gaan zelfs in reprise, ditmaal wel zonder dans of enscenering. Helaas ontbreekt Anthracite Fields, het oratorium van Julia Wolfe (Bang On A Can-collega van Gordon en Lang) dat recent een Pulitzer Prize won.

Orkestraal geweld is er natuurlijk ook, incluis de immer oververtegenwoordigde Wolfgang. Wat dat betreft biedt het Tokyo Symphony Orchestra een mooie, gebalanceerde avond met werk van Takemitsu, Debussy en Brahms. Bijzondere afsluiter van het seizoen is er in de vorm van John Luther Adams’ Inuksuit voor een gigantisch slagwerkensemble in het Rotterdamse Arboretum Trompenburg.

Concert: DoelenEnsemble – Het Volk en de Wilden
Datum:11 februari 2016
Uitvoerende(n):Lars Wouters van den Oudenweijer, klarinet; Frank de Groot, viool; Maarten van Veen, piano
Locatie:de Doelen, Rotterdam
Waardering:

henry-cowellVier werken uit een tijd waarin het muzikale landschap hevig aan het veranderen was. Toen Béla Bartók de opdracht kreeg om het werk te componeren dat uiteindelijk Contrasten zou gaan heten, was een van de randvoorwaarden dat de compositie niet te lang mocht duren, zodat een opname van het stuk op een 78-toerenplaat zou passen. De restrictie, ingegeven door technische overwegingen, zou een vijftigtal jaar eerder ondenkbaar zijn geweest. Bartók legde de eis gevoeglijk naast zich neer en kwam op de proppen met een compositie voor klarinet, viool en piano van twee keer de gevraagde lengte. Uiteindelijk perste men de compositie dan maar op twee grammofoonplaten. Contrasten uit 1938 was het “jongste” werk op het programma, maar qua muzikaal idioom klonk het minder wild dan de tien tot twintig jaar oudere geluiden van de twee Amerikaanse radicalen die ook nog op de rol stonden. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat Contrasten geen spannende muziek is. Percussieve pianopartijen, melodieën uit de volksmuziek, klassieke Bartók dus, maar ditmaal aangevuld met de muzikale indrukken die de componist in de Verenigde Staten opdeed. Pianist Maarten van Veen, violist Frank de Groot en klarinettist Lars Wouters van den Oudenweijer wisten wel raad met Bartóks jazz. Uitermate lenig spel van Wouters van den Oudenweijer en een glansrol voor De Groot met de duizelingwekkende vioolsolo in Sebes.

Het is moeilijk voor te stellen dat Dynamic Motion (1916) uit hetzelfde tijdvak in de muziekgeschiedenis komt als Stravinsky’s Le Sacre du Printemps of Debussy’s Jeux, geschreven in 1913. Het werk leunt hevig op toonclusters en Henry Cowell vraagt de pianist daarom om ook te spelen met armen en vuisten. Mede door het licht ironische, bijna verontschuldigende commentaar van Maarten van Veen en de Four encores to Dynamic Motion ontstond – waarschijnlijk onbedoeld – de notie dat Cowells composities voornamelijk geschreven zijn om te shockeren. Alsof Cowells werk louter bestaat vanwege een zucht naar schandaal en de bevestiging van zijn reputatie als ’the loudest pianist in the world’. Een dergelijk beeld staat haaks op de gecontroleerde, maar onconventionele techniek die de componist van de pianist vraagt en de indrukwekkende klankwolken die uit de piano opstegen.

Voor de Étude pour Pianola (1917) van Igor Stravinsky en George Antheils Ballet Mécanique (1924) was niet eens een pianist nodig. De tot pianola omgebouwde Bosendörfer deed al het werk en Maarten van Veen kon gewoon plaatsnemen tussen het publiek. Zowel de Étude als het Ballet Mécanique werden gekenmerkt door een bijzonder afgemeten spel, een pianist werd dus wel degelijk zeer gemist. Eens te meer werd duidelijk dat de piano toch zeker een slaginstrument is, maar dat een musicus van vlees en bloed toch ook onmisbaar is voor een bevredigend concert.
Interessanter was de uitwerking op het publiek die de aanwezigheid van een speelautomaat op het podium had. De zaal werd aanmerkelijk baldadiger naarmate Ballet Mécanique vorderde. De verraderlijke stiltes en afwezigheid van enige lichaamstaal van een pianist zorgden er bijvoorbeeld voor dat er meermalen te vroeg geapplaudisseerd werd. De afwezigheid van een levende uitvoerder, met gevoelens die gekrenkt zouden kunnen worden, noopte iemand zelfs tot boegeroep. Een staande ovatie bleef ditmaal ook uit, gek genoeg.