Concert: deFilharmonie olv. Jakub Hrůša
Datum:27 september 2013
Uitvoerende(n):deFilharmonie, Jakub Hrůša; Liebrecht Vanbeckevoort, piano
Locatie:deSingel

Arnold_Boecklin_-_Island_of_the_Dead,_Third_Version

‘Stemmen uit het dodenrijk’, dat was de belofte die de programmamakers van deSingel hadden gemaakt. Het orkest van deFilharmonie zou samen met Belgische pianist Liebrecht Vanbeckevoort zwelgen in de dood. Al snel bleek gelukkig al dat het niet heel de avond somberheid en duisternis zou zijn.

Al had je wel dat gevoel na de eerste tonen van Rachmaninovs Dodeneiland (op. 29). De lage tonen van de cello’s gebundeld met een trage tromslag voerden iedereen vanaf het begin mee op de boot van Charon. Dit symfonische gedicht beeldt de ziel van de overledene uit die overgevaren wordt naar de onderwereld. Toch zitten er ook in dit stuk uitbundige passages die het hele orkest laten losbarsten. Maar het eindigt ook op dezelfde donkere ritmes en geluiden waarmee het begon.

De toon leek gezet voor de rest van de avond, maar daar stak Liszt een stokje voor. Snel werd een Steinway het podium opgeduwd en Liebrecht Vanbeckevoort mocht beginnen aan de Totentanz (s.126). Al snel bleek dat de altijd briljante pianist er zin in had. Het stuk werd met de nodige piano percussie gespeeld (de klep van de Steinway ging op en neer, zoals het hoort) maar ook de tragere variaties werden prachtig gespeeld. Vanbeckevoort bracht het stuk met de nodige humor dat het in zich heeft. Hij wist precies waar er speels moest gespeeld worden en waar hij het volle volume van het instrument moest opentrekken, om samen met het orkest de duivelse ritmes te ontketenen. Het perfecte muziekstuk om goedgemutst de pauze in te gaan.

De Asraelsymfonie voor groot orkest in c, opus 27 van de Boheemse componist Josef Suk werd door hem gecomponeerd voor zijn net overleden schoonvader en mentor Dvořák. Na het schrijven van drie delen overleed echter ook zijn vrouw, waarna hij de laatste twee delen aan haar wijdde. Deze symfonie zit vol dynamiek en subtiele effecten. Motieven worden heel traag en klein gepresenteerd door slechts een handvol instrumenten, om daarna uit te barsten tot grote orchestrale passages. Dit is op opnames niet evident: het volume schommelt te sterk waardoor je dit enkel in een stille omgeving met veel aandacht moet beluisteren. Een concertzaal is hier dan de uitgelezen locatie voor.

Het programma bleek na afloop een slimme keuze geweest te zijn: het Dies Irae motief en het tritonusinterval (het duivelse interval, gevreesd in de middeleeuwen) kwamen volop aan bod in alle stukken. Toch had ieder muziekstuk zijn eigenheid waardoor de avond zeer gevarieerd was.

De Tsjechische dirigent Jakub Hrůša hield op een krachtige, ingetogen manier deFilharmonie in bedwang. Met wijdse zwaardslagen van zijn dirigeerstok leidde hij moeiteloos iedere instrumentengroep. Het was niet heel spectaculair, maar efficiënt was het des te meer.

Ondanks de duistere titels kwam je niet somber de zaal uit, maar met een nieuwe appreciatie voor een minder bekende componist (Josef Suk) en een hernieuwd geloof dat het in het dodenrijk toch allemaal zo slecht niet kon zijn.

 

Titel:The Liszt Sonata
Ontwikkelaar(s):
Platform:iPad
Prijs:€ 12,99
Website:

The Liszt SonataDe pianist komt van links op, zet zich aan de piano, concentreert zich gedurende een paar seconden en begint dan aan de eerste akkoorden van Liszt’s sonata in B-mineur. Voor één keer niet op een podium, maar op het scherm van een iPad.

In deze nieuwe app van Touch Press wordt de volledige Sonata in B-mineur onder de loep genomen, in samenwerking met pianist Stephen Hough. Op een volledig unieke manier wordt de sonata ontleed.

Heel het stuk wordt door Hough gespeeld, en ondertussen scrollt de partituur onderaan het scherm mee. In vier verschillende standpunten wordt de pianist getoond, en je kan zelf zoveel je wil switchen tussen deze standpunten. Het meest spectaculaire is wel de ‘notefall’, waarin de noten voorgesteld worden als kleurrijke lasers die verdwijnen in de handen van Hough, en waarmee je de muziek als het ware kan zien. Het enige standpunt dat ik miste was het pedalenwerk, maar dat werd misschien wat te ver gaand.

The Liszt Sonata

Tijdens het stuk zelf kan je ook nog commentaar van Hough zelf aanzetten (gesproken en/of geschreven) waar hij uitlegt welke motieven er gespeeld worden, waar de moeilijkheden liggen en andere interessante weetjes.

Buiten het stuk zelf zijn er nog speciaal voor deze app geschreven stukken tekst (doorspekt met talrijke video’s) over Liszt, de sonata-vorm, en een diepgaande structurele analyse van het stuk.

13 euro kost deze app. Dit mag een astronomisch hoog bedrag lijken in vergelijking met de rest wat er in de app store te vinden is, maar eigenlijk is deze app van een eenzame kwaliteit in vergelijking met wat je nog kan vinden, en zijn geld waard. Het is ’the next best thing’ buiten een daadwerkelijk live gespeeld recital van dit prachtige stuk. Hopelijk wordt er nog aan veel andere klassieke stukken deze behandeling gegeven.

Enig puntje van kritiek is dat je in het stuk zelf niet kan doorspoelen. De knoppen om dit te doen zijn er wel maar werken niet. Buiten dit technisch mankementje is deze app van een uitzonderlijk hoog niveau.

Update 1 oktober 2013: Er is een update van de app verschenen voor iOS 7. Er kan nu in het stuk doorgespoeld worden.

Concert: Three Tales van Steve Reich (bis)
Datum:12 september 2013
Uitvoerende(n):Ensemble Modern & Synergy Vocals, Sian Edwards
Locatie:de Bijloke, Gent

Hindenburg Marc heeft het vooral over het stuk Three Tales gehad, en dat is waar tijdens een opvoering van dit stuk vooral de nadruk op ligt. Door de videobeelden en soundtrack liggen alle tempi op voorhand vast waardoor enige improvisatie onmogelijk wordt. Dit maakt dat er de vraag kan gesteld worden of een live concert genoeg van een opname afwijkt om er ook daadwerkelijk voor uit de zetel te komen.

Ensemble Modern en Synergy Vocals bewezen dat dit wel degelijk het geval is. Ten eerste gebeurt het niet vaak dat je thuis met volle aandacht deze video-opera met bijbehorende beelden volledig gaat bekijken. Hierdoor komt de nadruk altijd te liggen op de muziek, wat uiteraard niet de bedoeling was toen Reich het stuk schreef of zijn vrouw Beryl Korot de beelden samenstelde. Het stuk uitgevoerd zien worden is dan de ideale manier om beide media weer op eenzelfde niveau te brengen (dat de zwakte van de beelden hierdoor ook meer uitgesproken wordt, is een resultaat hiervan).

Ten tweede wordt al onmiddellijk bij de eerste tonen duidelijk wat een huzarenstukje is om dit stuk perfect synchroon met de beelden te spelen. Het slagwerk van het Ensemble Modern speelde perfect op het ritme de verschijning van krantenkoppen mee, en het hele Ensemble en Synergy Vocals bleken 75 minuten lang perfect op elkaar en op de beelden afgestemd. De eerste minuten moesten de stemmen nog afgeregeld worden, maar dit bracht de geluidsman schijnbaar snel in orde.

De kerkachtige architectuur van de Bijloke in Gent kwam het stuk ook nog eens ten goede door zijn lange smalle structuur, waardoor de muzikanten mooi onder het breedtevullend scherm konden plaatsnemen dat de rest van de naaf vulde. Alle aandacht werd gefocust op de actie zelf, zoals het hoort.

Toch was het publiek niet dolenthousiast, en stierf het applaus uit nog voor alle bloemen in de juiste handen waren terechtgekomen (waarna er beleefd opnieuw werd geapplaudisseerd, waar prompt opnieuw mee werd opgehouden toen duidelijk werd dat het laatste boeket was uitgedeeld). Dit komt ongetwijfeld door het weinig wervende karakter van de opera zelf, of misschien worstelden alle concertgangers met de vragen die erdoor werden opgeroepen? Het doet alleszins geen afbreuk aan de kwaliteit van het geleverde werk door de muzikanten, maar een klein extra stuk waarin de muzikanten zich even helemaal hadden laten gaan (een stukje Zappa misschien?) hadden het concert extra glans kunnen geven.

Titel:Frans Liszt: The Virtuoso Years
Auteur(s):
Jaar:1988
Uitgever:Cornell University Press

liszt-virtuoso-yearsEen lichte jaloezie maakte zich van mij meester toen bleek dat een zekere collega de driedelige Liszt-biografie van Alan Walker had gekregen voor zijn verjaardag, ook al had hij hiervoor niets meer hoeven doen dan een jaar ouder te worden. Vooral na het lezen van zijn relaas werd een snelle aanschaf van mijnentwege onomweerkeerbaar.

Het eerste deel, over de jeugd en virtuozenjaren van Liszt (tot ca. eind van de jaren 40) bevat al onmiddellijk de nodige sappige verhalen. Vooral de relatie met Marie d’Agoult wordt grondig (her)bekeken en met het nodige gevoel voor inleving verteld. Liszt is geen onbekende voor het grote publiek, maar hierin schuilt net de zwakte van de meeste biografieën: ze vervallen in anekdotes en herhalingen van vorige beroemde biografieën. Niets hiervan bij Walker: de bronnen worden herbekeken, geherinterpreteerd en vorige foute biografieën worden genadeloos neergesabeld.

Nergens vervalt Walker echter in goedkope sneren, het wetenschappelijk hoge niveau blijft aangehouden en er wordt constant gezocht naar manieren om Liszt en zijn vele omstaanders tot leven te wekken. Collega Marc had kritiek op de vele voetnoten, maar deze zijn volgens mij nodig om het hoofdverhaal aan de gang te houden zonder zichzelf te verliezen in details. Maar al teveel biografieën verzanden in een of te droge opsomming, of een te diepgaande detaillering, wat het leesgenot niet ten goede komt. Natuurlijk lees je deze voetnoten er wel bij, maar hierdoor kan je mooi het onderscheid maken tussen het hoofdverhaal en de bijzaak. Akkoord, op een paar pagina’s is meer voetnoot te lezen dan hoofdtekst, wat waarschijnlijk van het goede iets te veel is.

De idolatrie van Walker voor Liszt is zichtbaar op elke pagina. Walker steekt niet onder stoelen of banken dat hij de de getaande reputatie van Liszt als womanizer en showbeest wil herstellen. In hoeverre hij daarin slaagt zal in grote mate afhangen van de ingesteldheid van de lezer, maar de voorbeelden die Walker uit de (vooral Franse pers) haalt als bewijs van ‘slander’ zijn hoogst vermakelijk om te lezen. Het doet vooral verlangen dat Liszt iets later geboren was, zodat opnames van zijn capriolen hadden kunnen gemaakt worden en voor het nageslacht bewaard. Nu moeten we afgaan op meestal hoogst subjectieve recensies van concertbezoekers, die in sommige gevallen het belangrijker vonden om te vermelden dat ze erbij waren en niet hoe Liszt speelde.

De hoofdstukken over Maria d’Agoult, de pijnlijke breuk met List en de rivaliteit tussen de twee over hun kinderen laat zien dat Walker meer is dan een gewone muziekbiografieschrijver: hij slaagt erin om de gevoelens van allebei op een genuanceerde manier naar boven te brengen aan de hand van brieven en boeken van zowel de twee protagonisten als hun entourage. Dit getuigt van een grote maturiteit en schrijftalent van de schrijver.

Het eerste deel eindigt bijna op een cliffhanger: Liszt ontmoet de volgende vrouw die een grote rol in zijn leven zal spelen. Het is zeldzaam dat een muziekbiograaf erin slaagt om na 400 pagina’s de lezer zin te geven in de volgende 400, maar Walker slaagt hierin. Petje af.

Play It AgainMarcs uitleg over het boek van Alan Walker kwam dit bovenaan mijn leeslijst te staan. Ik ga niet zijn hele uitleg herhalen, vooral omdat ik het grotendeels met hem eens ben. Toch zijn er een aantal punten waar ik dat niet ben.

Het klopt dat de dagelijkse beslommeringen van een (amateur)muzikant op een treffende wijze verbeeld worden: de twijfel, de saaiheid, de repetitiviteit, de momenten van inspiratie en wanhoop. Toch vraag ik me af dit voor een absolute niet-muzikant die dit nooit zelf heeft meegemaakt interessant is. Na een derde van het boek heb je wel door hoe dit in elkaar zit, en dan heb je nog 200 pagina’s te gaan.

Gelukkig praat Rusbridger ook over zijn dagelijkse bezigheden op de krantredactie van The Guardian, en dat vond ik dan weer wel heel boeiende stukken. Vooral hoe hij probeert om te gaan met de nieuwe sociale media geven een nieuw inzicht. Ook de Wikileaks stukken zijn interessant omdat ze een (weliswaar heel gekleurd en persoonlijk) beeld geven over hoe Rusbridger er mee om is gegaan.

Jammer dat er geen registratie is van het uiteindelijke resultaat is van Rusbridgers’ ballade. De geannoteerde bladmuziek op het einde van het boek laat zien wat een huzarenstukje het is om dit stuk in te studeren. Er zijn genoeg voorbeelden te horen van hoe een beroepspianist dit stuk uit zijn of haar mouwen schudt, dus het zou leuk zijn om te horen hoe Rusbridger het er uiteindelijk vanaf heeft gebracht.

Concert: Richard Goode speelt Beethoven
Datum:25 mei 2013
Uitvoerende(n):Richard Goode
Locatie:deSingel, Antwerpen

richard-goode

Ik heb een paar dagen gewacht voor ik een paar woorden over het concert van afgelopen zaterdag schreef. Ik ging er met een lichte teleurstelling buiten en ik wilde weten hoe dit kwam en of dit nog zou overgaan. Dit is jammer genoeg niet het geval.

Richard Goode concerteerde vorige zaterdag in de blauwe zaal van deSingel in Antwerpen. Hij speelde er de drie laatste sonates (nr. 30, 31 en 32) van Beethoven en elf bagatelles van op. 119. De bagatelles waren al een eerste teleurstelling: duidelijk opvulselmateriaal om toch in de buurt van twee uur concert te komen (inclusief ruime pauze). Maar goed, voor de bagatelles alleen was niemand komen opdagen.

Collega Marc schreef al wat over de sonates. Net zoals hij kan ik beamen dat het tweede stuk, de sonate nr 31 in As (op 110) het hoogtepunt van de avond was. Het is dan ook het meest sterke stuk van de drie gespeelde, maar de heer Goode leek ook zichtbaar te genieten van zijn eigen spel. Zijn incessante geneurie en gebrom werd naar de achtergrond verbannen en de muziek voerde de boventoon. De bijna perfecte akoestiek haalde de nuances goed naar boven, en de klaterende noten klonken kraakhelder.

En nog steeds begrijp ik niet waarom dit niet overkwam in de andere twee sonates. In het eerste stuk van de avond, sonate nr 30 in E (op 109) schrok ik van het bijna droge spel van Goode. Het was onmiddellijk duidelijk dat hier een groot meester aan het werk was met perfecte controle over zijn instrument, maar toch boeide het allemaal net niet. Kan het dat het té perfect klonk? De latere stukken van Beethoven zijn speciale werken, en toch speelde Goode ze op een klassieke manier, wat misschien niet is wat deze stukken vragen.

In het laatste stuk van de avond, sonate nr 32 in c (op 111) ging de vernis van het meesterschap afbladeren, en kwamen snelle lopen niet helemaal tot hun recht, en klonken ze zelfs afgehaspeld. Dit voegde charme toe aan het spel, maar toch bleef de droogheid doorklinken. Ik zag niet minder pedalenspel dan gewoonlijk (gezeten op onze uitzonderlijk goede plaatsen op de 4de rij), wat het soms hoorbare gebrek aan legato had kunnen verklaren. De vele trillers in deze sonate kwamen dan weer wonderbaarlijk tot hun recht, mede door de ervaring van de pianist, het instrument en de akoestiek van de zaal.

Het is soms moeilijk te verklaren waarom je soms over bepaalde concerten enthousiast bent en over andere niet. Dit was afgelopen zaterdag zo, al dit is waarschijnlijk wat muziek boeiend maakt. Alleen jammer dat dit het laatste concert van ons seizoen was, en dat het nu wachten tot september is voor nieuwe uitvoeringen.

Concert: Le Sacre du printemps
Datum:17 mei 2013
Uitvoerende(n):Rotterdams Philharmonisch Orkest, Yannick Nézet-Séguin; Marien van Staalen, cello
Locatie:De Doelen, Rotterdam

Le Sacre du Printemps Kostuums - Nicholas Roerich

We worden er dit jaar mee doodgegooid: The Rite of Spring (1913) van Stravinsky. Er gaat geen week voorbij of dit 100 jaar oude stuk wordt wel ergens opgevoerd. De meeste honderdjarige jubilea zijn van een dubieus allooi, maar in het geval van dit stuk is het meer dan verantwoord.

Dirigent Yannick is de uitgelezen persoon om dit dynamische stuk te leiden. De befaamde fagot solo aan het begin van het stuk werd met de nodige subtiliteit begeleid, maar vanaf het begin van de pompende ritmes kwam alles op zijn plaats terecht en kon hij weer de eerste rij met zijn zweet besprenkelen.

Na 100 jaar klinkt het stuk nog steeds modern en relevant. De ritmes en de herhalingen zijn voorlopers van alle moderne muziek van de volgende eeuw, maar toch klinkt het fris en vernieuwend. En het live horen van dit orkestraal geweld blijft indrukwekkend. Het samenspel van de koper- en houtblazers was magistraal (al werden deze laatsten soms iets te hard naar de achtergrond verdrongen), en de strijkers zorgden voor de nodige ondersteuning. Door het stuk live te horen besef je de impact dat het moet gehad hebben op het Parijse publiek tijdens de première, en wordt het (vaak overdreven) rumoer ineens begrijpelijk.

En zo hoort het ook: een ervaring voorzien die onmogelijk op een opname kan doorgegeven worden, en daar zorgden Yannick en het Rotterdams philharmonisch orkest weer voor.

Voor de pauze was er een andere mooie verrassing nog de revue gepasseerd: La Valse van Ravel. Een voor mij iets minder gekende componist wegens zijn vervloekte B- stuk, maar dat moet ik dringend herzien. Zijn Wals is een schitterend stuk.

Je kan het luisteren als een parodie op een doodgeschreven soort muziek, maar omdat het geschreven is in 1920 is het meer dan waarschijnlijk een tragedie, een deconstructie van bekende deuntjes na de moeilijke jaren die de wereld heeft meegemaakt.

Het stuk is niet heel lang, maar slaagt er toch in om Walstempo’s veelvuldig te herhalen en uit elkaar te halen. Het heeft niet de gelaagde structuren die vaak te horen zijn in muziek van rond die tijd, maar dat hoeft hier helemaal niet. Het Rotterdams philharmonisch orkest slaagde erin om met de nodige zwier het gevoel op te roepen in een fin-de-siecle balzaal aanwezig te zijn, om daarna vakkundig deze illusie stuk te maken en andere, meer ongemakkelijke, beelden op te roepen.

Dit was de laatste voors

Concert: Yannick dirigeert Shostakovich (bis)
Datum:25 april 2013
Uitvoerende(n):Rotterdams Philharmonisch Orkest, Yannick Nézet-Séguin; Jean-Guihen Queyras, cello
Locatie:De Doelen, Rotterdam
Waardering:
Leningrad, 1942

Foto: Vsevolod Tarasevich

Enkel bij Shostakovich’s Leningrad is het mogelijk dat de dirigent op het einde zijn zuurverdiende bloemen aan de drummer geeft. Het stuwende ritme tijdens het Allegretto vormt dan ook de ruggengraat van de majestuositeit dat het stuk in zich heeft. Hier voel je de invasie die verbeeldt wordt tot in je botten. De arme Russen voor wie het stuk bedoeld is, en die het voor het eerst in 1942 uit de luidsprekers hoorden schallen tijdens de verschrikkelijke bezetting, moeten gedacht hebben: eindelijk, iemand die ons begrijpt.

Meer dan 70 jaar later boet het stuk amper in kracht in, en dan vooral niet gespeeld door een symfonisch concert. Zittend op de tweede rij is het volume van een rockconcert nabij. Al deerde dat de brave man op de eerste rij niet die vrolijk snurkend de symfonie uitzat, en daar kon zijn kwaad kijkende echtgenote weinig aan veranderen. Het bleken achteraf gezien Duitsers te zijn, wat zeer toepasselijk is op een ironische manier.

Cannadese dirigent Yannick liet het niet aan zijn hart komen, en danste vrolijk rond op de tonen van het orkest rond hem. De eerste viool moet nog nooit zoveel zweetspetters op zijn partituur gekregen hebben, maar het leek hem niet te deren. Met veel gevoel voor dynamiek zweepte Yannick iedere muzikant op, en hij leek op bepaalde momenten wel het halve orkest tegelijk aan te wijzen. Ondanks een paar tempofoutjes hield hij echter iedereen strak in de hand. Zijn brede glimlach op het einde verraadde echter het plezier dat hij gevoeld moet hebben tijdens het dirigeren van zoveel geweld en pathos tegelijk. De vermoeide glimlach van een paar blaasinstrumentmuzikanten achteraf sprak boekdelen.

Mahler als dirigent is niet meer te zien, maar waarschijnlijk is Yannick er niet ver vanaf. Volgend seizoen dirigeert Yannick de vuurvogel van Stravinski, we staan paraat.

Oh ja, er werd ook het eerste cello concert van Shostakovich uit 1959 gespeeld. Daar heeft Marc al een mooier stukske over geschreven dan ik ooit zou kunnen.