Titel:For the End of Time: The Story of the Messiaen Quartet
Auteur(s):
Jaar:2006
Uitgever:Cornell University Press
Waardering:

For the End of TimeOlivier Messiaens verblijf in het Duitse krijgsgevangenenkamp Stalag VIII-A gedurende de Tweede Wereldoorlog blijft een van de opzienbarendste gebeurtenissen in zijn leven. Dat komt bovenal door de première van zijn Quatuor pour la fin du temps op een koude winteravond in het kamp. De gebeurtenissen aldaar zouden prima dienst kunnen doen als plot voor een WOII-film in de trant van Polanskis The Pianist. Messiaens relaas van de première van zijn stuk voor klarinet, viool, cello en piano spreekt tot de verbeelding: zo plakten de toetsen van het pianoklavier aan elkaar en speelde de cellist op een instrument met maar drie snaren voor het oog van duizenden toeschouwers.

Je zou Messiaens lezing van de gebeurtenissen voor waarheid aan kunnen nemen, zoals velen dat in het verleden deden, of op zoek kunnen gaan naar de ware ontstaansgeschiedenis van Messiaens kwartet. Dat laatste is precies wat klarinettist Rebecca Rischin heeft gedaan in For the End of Time: The Story of the Messiaen Quartet. Uit haar analyse blijkt dat er de nodige misvattingen en mythes bestaan rondom het kwartet en zijn oorsprong. Rischin verwondert zich in haar voorwoord over de geringe studie naar een van de belangrijkste werken uit Messiaens oeuvre en haar boek is dan ook de voornaamste wetenschappelijke uiteenzetting over de compositie tot nu toe. Op basis van gesprekken met de overlevende musici die samen met Messiaen de première in Stalag VIII-A verzorgden komt in de acht hoofdstukken van For the End of Time steeds meer aan het licht over de geschiedenis van Quatuor pour la fin du temps. Rischins uiteenzetting is daarmee ook geen musicologische analyse van het werk zelf, maar een muziekhistorische exercitie die ook voor leken zeer leesbaar is.

Messiaens verhaal over zijn kwartet blijkt op een aantal punten nogal te zijn geromantiseerd. In plaats van de eerdergenoemde drie cellosnaren waren er toch echt de gebruikelijke vier aanwezig, zo verzekerde cellist Pasquier Rebecca Rischin in een interview. Ook weet de auteur op basis van ooggetuigenverslagen en documentonderzoek een definitieve schatting te geven over de grootte van het publiek; honderden toeschouwers in plaats van duizenden. De inzichten van de auteur doen niets af aan de indrukwekkende prestaties van Messiaen en zijn medegevangenen in het kamp, het boek zet voornamelijk het mes in de fantasierijke ornamentering die de componist na de oorlog aan zijn verhaal toevoegde.

Omdat het concept van de Apocalyps tegenwoordig vaak in negatieve zin gebruikt wordt is het verleidelijk aan te nemen dat Messiaen zijn muziekstuk schreef als een persoonlijke verbeelding van de door hem ervaren oorlogsgruwelen. Rischin maakt ook korte metten met die misvatting. De Apocalyps, en de afwezigheid van Tijd in het bijzonder, hadden voor de devoot katholieke Messiaen geen negatieve connotaties. In zijn ogen was het eerder een magische, zelfs kleurrijke gebeurtenis – een reden voor optimisme. Als zodanig was Quatuor pour la fin du temps Messiaens boodschap van hoop voor de gevangenen van Stalag VIII-A.

Velen zal het waarschijnlijk een zorg zijn of de klarinetsolo Abîme des oiseaux nu wel of niet als eerste deel van het kwartet aan het papier werd toevertrouwd en hoe Messiaen ritme hanteerde in relatie tot zijn onderwerp; de afwezigheid van Tijd. Een van de belangrijkste kamermuziekwerken uit de twintigste eeuw verdient simpelweg een dergelijke, diepgravende studie – zoals Rischin terecht opmerkt in haar voorwoord. De puur muziekhistorische details terzijde, is het belangrijk dat het persoonlijke verhaal van Étienne Pasquier (cello), Henri Akoka (klarinet), Jean le Boulaire (viool), Olivier Messiaen (piano) en het Kwartet voor het Einde der Tijden eindelijk op papier staat.

Titel:Messiaen
Auteur(s):
Jaar:2005
Uitgever:Yale University Press
Waardering:

messiaen-hill-simeoneDe biografie die Peter Hill en Nigel Simeone over Olivier Messiaen schreven is een van de eerste werken, in ieder geval in het Engels, waarbij de auteurs gebruik konden maken van het volledige privé-archief van de componist. Het resultaat is een goed geïnformeerde en rijk geïllustreerde beschouwing van het leven van de componist. Messiaen stond bekend als uiterst hoffelijk in de omgang, maar was afstandelijk tegenover de muziekpers. De groeiende terughoudendheid waarmee Messiaen zijn persoonlijke leven wereldkundig maakte had deels te maken met een uiterst onaangename episode gedurende de jaren veertig die bekend kwam te staan als “Le Cas Messiaen”. Enkele Franse critici uitten hevige kritiek op de praktijk van de componist om zijn werken te voorzien van uitgebreid analytisch en religieus commentaar tijdens opvoeringen, de zure toon sloeg eveneens over op de kritische behandeling van Messiaens composities. Het alomtegenwoordige rooms-katholicisme van Messiaen zorgde door de jaren heen vaker voor wrijving in de recensies en verhandelingen over het oeuvre van de componist. Gezien alle kritiek is het des te lovenswaardiger dat Olivier Messiaen onversaagd werken bleef componeren met een diep religieuze inslag, zelfs met enkele uitzonderingen daargelaten.

Vanwege Messiaen’s betrekkelijk geringe loslippigheid lijkt het bijna alsof zijn leven bijna volledig uit zonneschijn bestond, op een gebeurtenis na, het gedwongen verblijf in het Duitse gevangenenkamp Stalag VIII-A tijdens de Tweede Wereldoorlog – waar hij het magistrale Quatuor pour la fin du temps schreef. De biografie van Hill en Simeone brengt op momenten de nodige realiteit weer terug in de door Messiaen soms wat bloemrijker voorgestelde herinneringen. Zo komt de schrijnende relaas over de aftakeling van zijn eerste vrouw (Claire Delbos) aan bod, iets waar Messiaen zelf liever het zwijgen over toe deed.

Naast het nuanceren en uitdiepen van de levensloop van de componist wordt ook zijn werk onderzocht door Hill en Simeone. Zij komen bijvoorbeeld tot interessante conclusies over de dieperliggende betekenis met betrekking tot Messiaens liefde voor Delbos en de ontluikende liefde met zijn tweede vrouw Yvonne Loriod in relatie tot de liedercyclus Harawi. De auteurs laten zich overigens niet verleiden tot zwaar musicologische verhandelingen, waardoor een analyse van bijvoorbeeld de Turangalîla-Symphonie of het latere Éclairs sur l’au-delà… niet in totale abstractie verzanden voor de leek.

Aangezien Messiaen en pianiste Loriod er een uiterst drukbezet schema op na hielden leest een groot deel van de biografie helaas als een lange opsomming van concertdata met korte, inhoudelijke uitweidingen. Daarnaast zouden enkele “spelers” in het leven van Messiaen baat hebben bij enige biografische context. Claire Delbos en Yvonne Loriod krijgen uiteraard de aandacht die ze verdienen, maar personen als Pierre Boulez of Pierre-Laurent Aimard duiken plots op (beiden als muziekstudent van Messiaen) en over hun rol en verdere betekenis in het creatieve leven van Messiaen wordt voornamelijk terloops gesproken. Tegenover beide onvolkomenheden staat weer de voortreffelijke wijze waarop Hill en Simeone de artistieke crisis die het schrijven van de opera Saint François d’Assise veroorzaakte tegen het einde van Messiaens leven inzichtelijk maken, met behulp van dagboekfragmenten en persoonlijke gesprekken met de weduwe Loriod.

In de biografie zijn dagboekpassages opgenomen waar een totale en gelukzalig ongekunstelde euforie zich van Olivier Messiaen meester maakt als hij getuige is van ontzagwekkende natuurfenomenen of het zingen van een tjiftjaf. Gelukkig heeft de kritiek van cynische critici hem er niet van weerhouden om die vervoering en verrukking te uiten in zijn muziek. Het maakt hem dan ook tot een van de bijzondere, originele eenlingen als componist en in de komende jaren waarschijnlijk tot een onderwerp van nog verdergaande (biografische) studie. Het boek van Peter Hill en Nigel Simeone vormt hiervoor een mooie basis.