Titel:Leaving Home - Orchestral Music in the 20th Century, Rhythm
Regisseur:Peter West, Barrie Gavin, Deborah May
Schrijver(s):Simon Rattle
Jaar:1996
Omroep:ArtHaus
Waardering:

Leaving Home - RhythmIn de openingsaflevering van Leaving Home leek het erop alsof presentator en dirigent Simon Rattle braaf een chronologisch overzicht van de muzikale ontwikkelingen in de twintigste eeuw wilde presenteren. Het tweede deel maakt echter duidelijk dat Rattle eerder geïnteresseerd is in de veranderende grondslagen die de nieuwe muziek van de twintigste eeuw met elkaar verbinden. Ritme is een van die grondbeginselen en om te bewijzen hoe zeer de ideeën over ritme vanaf het eind van de negentiende eeuw zijn geëvolueerd laat Rattle een keur aan interessante componisten de revue passeren.

Uiteraard is het Igor Stravinsky die met Le Sacre du Printemps als eerste aan bod komt. Een belangrijker breekijzer voor het openwrikken van de geijkte ritmische structuren is er niet. In Simon Rattles woorden is Le Sacre “the vessel of an exhausted era cracking open”; een afrekening met de ritmische regelmaat van het verleden.

Dat Rattle verder kijkt dan de gedoodverfde revolutionairen als Stravinsky blijkt uit de namen van Edgar Varèse, György Ligeti en Conlon Nancarrow, die ook aan bod komen. Varèse is een componist wiens naam door velen als inspiratiebron genoemd wordt, maar zijn muziek hoor je amper. In de documentaire is Ionisation opgenomen, een levendige verklanking van het metropool.
Van Ligeti is zijn bekende Atmosphères te horen, een werk waarin de traditionele maatverdeling geen enkele betekenis meer heeft. Het stuk wordt in beeld gebracht met close-ups van de instrumenten en dan blijkt, voornamelijk bij de strijkers, dat er muzikaal veel meer aan de hand is dan op het eerste gehoor merkbaar.
Conlon Nancarrow is de obscuurste componist van wie een werk voor pianola te horen is. Het is ook het moment waarop er even aan jazz gerefereerd wordt. Het is jammer dat de ontwikkeling van jazz en de kruisbestuiving met andere muzikale stijlen niet prominenter naar voren komt, zeker in een aflevering over ritme.

Niet-Westerse ritmiek speelt een belangrijke rol in de tweede helft van het programma. Ten eerste is daar de pure kracht van ritmiek, samengevat in Music for pieces of wood (gek genoeg niet Drumming) van Steve Reich, waarbij Afrikaanse invloeden een grote rol innemen.
Het wordt in dit laatste segment van Leaving Home ook eens te meer duidelijk dat de invloed die de optredens van gamelan ensembles tijdens de diverse wereldtentoonstellingen gehad moeten hebben op componisten niet onderschat mag worden. De generatie componisten na Ravel en Debussy gaat veel verder dan hun avontuurlijke wegberijders. Het oriëntalisme van Messiaen en Boulez, richt zich niet alleen op de klanken en melodieën maar in het geval van Boulez’ Rituel in memoriam Bruno Maderna kent het bijvoorbeeld ook zijn weerslag op de samenstelling en “gedrag” van het ensemble.

Afsluiter van de aflevering is de Turangalîla-Symphonie van Olivier Messiaen, een buitenissigere viering van ritmische complexiteit kan men zich bijna niet wensen en het werk toont ook duidelijk dat in de twintigste eeuw het vertrouwde ritme van de hartslag of de menselijke looppas al snel geen vanzelfsprekende basis vormde in de ontwikkeling van nieuwe muziek.

Concert: deFilharmonie – Turangalîla-Symphonie
Datum:28 november 2013
Uitvoerende(n):deFilharmonie, Edo de Waart; Ralph van Raat, piano; Thomas Bloch, ondes Martenot
Locatie:deSingel, Antwerpen
Waardering:

Turanga Leela

De Blauwe Zaal in de deSingel was afgeladen vol gisteravond, hetgeen bijzonder te noemen is gezien het werk dat op het programma stond. Olivier Messiaen’s Turangalîla-Symphonie is zeker geen werk dat gemakkelijk in het gehoor ligt, maar daar leek het publiek, op een incidentele zaalverlater na, geen last van te hebben. Het concert eindigde dan ook in een – voor Antwerpen zeldzame, maar dik verdiende – staande ovatie.

Turangalîla is een ervaring, naast de complexe ritmiek en meerlagige geluidsstructuren die te ontdekken zijn is er ook een puur fysieke sensatie die alleen in een concertzaal tot zijn recht komt. Het monumentale slagwerk is ten allen tijde aanwezig en zorgt met regelmaat voor zinderende explosies van geluid. Er is een grote rol voor de piano in het stuk, waarvan de virtuoze partijen door de Nederlandse pianist Ralph van Raat met verve vertolkt werden. Messiaen heeft de gave om met ogenschijnlijk vreemde instrumentencombinaties de meest exotische, bevreemdende, maar toch zeer aangename harmonieën te componeren. Dat zeldzame talent komt ook zeker tot uiting in de partijen voor zowel ondes Martenot en piano, waarbij vaak intrigerende dubbelingen ontstaan met het slagwerk.

Het is lichtelijk bizar om te bedenken dat dit uitzinnige, symfonische werk pas na Messiaen’s meesterwerken Quatuor pour la fin du temps en Vingt regards sur l’enfant-Jésus is geschreven. Natuurlijk niet omdat het een slecht werk is, al verschilden daar indertijd de meningen over (Boulez en Stravinsky waren geen fan), maar omdat de uitzinnigheid en euforie meer passen bij een naïeve jongeman dan een man van eind dertig. De symfonie is een viering van de liefde die Messiaen hervond met Yvonne Loriod na de dood van zijn eerste vrouw, Claire Delbos.

Naast de vermeende “hoerigheid” van de muziek, hekelde Pierre Boulez de vele herhalingen in de symfonie, maar juist die repeterende, steeds complexer wordende delen en de cyclische behandeling van een aantal belangrijke thema’s bieden de nodige houvast in het werk dat net geen anderhalf uur on beslag neemt. Edo de Waart en deFilharmonie wisten gisteren dit liefdesdronken monument overtuigend neer te zetten. Wel moet gezegd worden dat de ondes Martenot, in een werk dat toch al een bombardement voor het gehoor is, soms wel heel erg de grenzen van het comfortabele op zocht qua volume in de hoge tonen. Ook de virtuoze partijen van Van Raat parelden niet altijd boven het orkestgeweld uit, maar dat is waarschijnlijk niet te vermijden in de massieve orkestratie van Messiaen. De Waart dirigeerde behoorlijk stoïcijns, zelfs tijdens de snelle delen, maar dat stond de overweldigende geluidsstructuren die opstegen uit het bijna honderdkoppige orkest niets in de weg.

Titel:Messiaen
Auteur(s):
Jaar:2005
Uitgever:Yale University Press
Waardering:

messiaen-hill-simeoneDe biografie die Peter Hill en Nigel Simeone over Olivier Messiaen schreven is een van de eerste werken, in ieder geval in het Engels, waarbij de auteurs gebruik konden maken van het volledige privé-archief van de componist. Het resultaat is een goed geïnformeerde en rijk geïllustreerde beschouwing van het leven van de componist. Messiaen stond bekend als uiterst hoffelijk in de omgang, maar was afstandelijk tegenover de muziekpers. De groeiende terughoudendheid waarmee Messiaen zijn persoonlijke leven wereldkundig maakte had deels te maken met een uiterst onaangename episode gedurende de jaren veertig die bekend kwam te staan als “Le Cas Messiaen”. Enkele Franse critici uitten hevige kritiek op de praktijk van de componist om zijn werken te voorzien van uitgebreid analytisch en religieus commentaar tijdens opvoeringen, de zure toon sloeg eveneens over op de kritische behandeling van Messiaens composities. Het alomtegenwoordige rooms-katholicisme van Messiaen zorgde door de jaren heen vaker voor wrijving in de recensies en verhandelingen over het oeuvre van de componist. Gezien alle kritiek is het des te lovenswaardiger dat Olivier Messiaen onversaagd werken bleef componeren met een diep religieuze inslag, zelfs met enkele uitzonderingen daargelaten.

Vanwege Messiaen’s betrekkelijk geringe loslippigheid lijkt het bijna alsof zijn leven bijna volledig uit zonneschijn bestond, op een gebeurtenis na, het gedwongen verblijf in het Duitse gevangenenkamp Stalag VIII-A tijdens de Tweede Wereldoorlog – waar hij het magistrale Quatuor pour la fin du temps schreef. De biografie van Hill en Simeone brengt op momenten de nodige realiteit weer terug in de door Messiaen soms wat bloemrijker voorgestelde herinneringen. Zo komt de schrijnende relaas over de aftakeling van zijn eerste vrouw (Claire Delbos) aan bod, iets waar Messiaen zelf liever het zwijgen over toe deed.

Naast het nuanceren en uitdiepen van de levensloop van de componist wordt ook zijn werk onderzocht door Hill en Simeone. Zij komen bijvoorbeeld tot interessante conclusies over de dieperliggende betekenis met betrekking tot Messiaens liefde voor Delbos en de ontluikende liefde met zijn tweede vrouw Yvonne Loriod in relatie tot de liedercyclus Harawi. De auteurs laten zich overigens niet verleiden tot zwaar musicologische verhandelingen, waardoor een analyse van bijvoorbeeld de Turangalîla-Symphonie of het latere Éclairs sur l’au-delà… niet in totale abstractie verzanden voor de leek.

Aangezien Messiaen en pianiste Loriod er een uiterst drukbezet schema op na hielden leest een groot deel van de biografie helaas als een lange opsomming van concertdata met korte, inhoudelijke uitweidingen. Daarnaast zouden enkele “spelers” in het leven van Messiaen baat hebben bij enige biografische context. Claire Delbos en Yvonne Loriod krijgen uiteraard de aandacht die ze verdienen, maar personen als Pierre Boulez of Pierre-Laurent Aimard duiken plots op (beiden als muziekstudent van Messiaen) en over hun rol en verdere betekenis in het creatieve leven van Messiaen wordt voornamelijk terloops gesproken. Tegenover beide onvolkomenheden staat weer de voortreffelijke wijze waarop Hill en Simeone de artistieke crisis die het schrijven van de opera Saint François d’Assise veroorzaakte tegen het einde van Messiaens leven inzichtelijk maken, met behulp van dagboekfragmenten en persoonlijke gesprekken met de weduwe Loriod.

In de biografie zijn dagboekpassages opgenomen waar een totale en gelukzalig ongekunstelde euforie zich van Olivier Messiaen meester maakt als hij getuige is van ontzagwekkende natuurfenomenen of het zingen van een tjiftjaf. Gelukkig heeft de kritiek van cynische critici hem er niet van weerhouden om die vervoering en verrukking te uiten in zijn muziek. Het maakt hem dan ook tot een van de bijzondere, originele eenlingen als componist en in de komende jaren waarschijnlijk tot een onderwerp van nog verdergaande (biografische) studie. Het boek van Peter Hill en Nigel Simeone vormt hiervoor een mooie basis.

De ware twintigste eeuwse erfgenaam van Franz Liszt als het gaat om groots Paaps Pianowerk is zonder twijfel Olivier Messiaen, deze devote katholiek componeerde meerdere religieuze werken voor piano waarvan “Vingt regards sur l’enfant-Jésus” zonder twijfel een van de hoogtepunten is.

“Vingt regards”, een twintigdelige beschouwing van het Jezuskind, bevat alle karakteristieke elementen die het oeuvre van Messiaen over het algemeen rijk is. Symbolische motieven duiken door de hele cyclus in verscheidene gedaantes op en bieden houvast in het bijna twee uur durende werk. Ook transcripties van vogelzang – een andere, levenslange fascinatie van de componist – zijn sterk aanwezig. Oorspronkelijk zou Messiaen het werk componeren als muzikale begeleiding bij een lezing van gedichten (“Les Douze Regards”) van Maurice Toesca op de Franse radio. Gezien het kolossale eindresultaat heeft de bewust radio uitzending nooit plaats gevonden.

De cyclus is een zeer persoonlijk werk waarvan de partituur zeer gedetailleerd is in de notatie; het biedt de pianist bijna geen vrijheid, tenzij deze moedwillig wil afwijken van wat Messiaen op papier heeft gezet. Uitvoeringen van alle twintig delen zijn schaars, waarschijnlijk door de lengte (een lot dat de meeste muziek van Kaikhosru Shapurji ook beschoren is) en de technische complexiteit van het werk. Alleen al de ritmische verschuivingen die zowel de linker- als de rechterhand in veel passages moeten doormaken zijn genoeg om enig angstzweet op het voorhoofd van een pianist te doen verschijnen. Uiteindelijk zeggen de technische obstakels en de lengte van het werk namelijk niet zoveel over de emotionele kracht van de compositie. Die is namelijk aanzienlijk. Een aantal pianisten hebben zich gewaagd aan integrale interpretaties, waaronder bekende namen als Steven Osborne en Pierre-Laurent Aimard (overigens een pupil van Messiaens vrouw, pianiste Yvonne Loriod).

Aimard, met zijn precisie en heldere spel, is de uitgelezen pianist voor een werk als “Vingt Regards”. ((Beide kwaliteiten zijn overigens ook een pluspunt in zijn interpretatie van Bachs “Die Kunst der Fuge”, maar blijken een beperking in bijvoorbeeld zijn bijna lethargische uitvoering van de Sonate in B mineur van Franz Liszt.)) De Fransman ontlokt mysterie aan het instrument, maar laat de piano even hard bulderen als Messiaen er om vraagt.