Titel:Haydn, A Creative Life in Music
Auteur(s):
Jaar:1982
Uitgever:University of California Press
Waardering:

Haydn - A Creative Life in MusicVan Franz Joseph Haydn bestaat het hardnekkige beeld van een veelschrijver, wiens leven in het comfort van paleis Eszterháza maar een beetje voortkabbelde. De biografie van Karl Geiringer verwijst deze mythe in ieder geval naar het rijk der fabelen en geeft tevens een boeiende analyse van de ontwikkeling van de beroemdheid die Haydn vanaf het midden van zijn leven genoot.

Het biografische deel van het boek valt grofweg uiteen in drie delen. Het eerste segment verhaalt over Haydns bescheiden afkomst en de armoede die hij kende als koorknaap en later als huurmuzikant en muziekleraar. Vanaf zijn aanstelling als Kapellmeister van de familie Esterházy begint Haydns succesverhaal, culminerend in de twee reizen naar Londen waar de meester van bijna zestig jaar onthaald werd als een wereldster.

Geiringer heeft een toegankelijke biografie geschreven die een duidelijk beeld schept van wat voor mens Haydn moet zijn geweest. Geen makkelijke opgave, want ondanks Haydns vermaardheid zijn er veel vraagtekens over de persoonlijke levenssfeer van de componist. Haydns dagboeken zijn bijvoorbeeld niet zulke handige documenten, aangezien hij voornamelijk trivia en neutrale wetenswaardigheden noteerde, in plaats van diepgaande zielenroerselen. Hoe Haydn dus bijvoorbeeld echt dacht over zijn liefdeloze huwelijk met een vrouw die niet van muziek hield is alleen af te leiden uit terloopse opmerkingen in briefwisselingen. Desalniettemin verdient Karl Geiringer een pluim voor het optekenen van een onderhoudend levensverhaal op basis van zulk lastig bronmateriaal.

Buiten het biografisch deel is er een analyse van Haydns gehele oeuvre opgenomen. Zoals bij zoveel van dit soort behandelingen leest de bespreking van de composities vaak als een wat droge opsomming. Op zich natuurlijk niet gek als de componist in kwestie meer dan honderd symfonieën op zijn naam heeft staan en evenveel strijkkwartetten. Eveneens typisch voor dit soort analyses is de overmatige aandacht die wordt geschonken aan de opera. Op zich vreemd, aangezien Haydn nou niet de operacomponist bij uitstek is. Een uitgebreidere behandeling van de strijkkwartetten zou meer op zijn plaats zijn geweest.

Titel:Franz Liszt: The Weimar Years, 1848 - 1861
Auteur(s):
Jaar:1993
Uitgever:Cornell University Press
Waardering:

Franz Liszt: The Weimar YearsDit is een recensie van tweede boek van de driedelige biografie van Franz Liszt door Alan Walker, mijn mening over het eerste deel is hier te vinden. Veel van de positieve punten die voor het eerste deel gelden zijn ook dit keer weer van toepassing, al lijkt Walker met name aan het begin even wat moeite te hebben om het turbulente leven van Liszt narratief gezien weer op de rails te krijgen. Deels komt dit omdat de tweede vrouw in Liszts leven ten tonele verschijnt; Prinses Carolyne zu Sayn-Wittgenstein, een vrouw die heel haar leven gebukt leek te gaan onder problemen als gevolg van bureaucratie en konkelende (schoon)familie.

In het derde hoofdstuk krijgen de onlusten in Hongarije de nodige aandacht en daar blijkt eens te meer de affiniteit die Walker ten dag legt als het gaat om historisch inzicht. Een persoon als Franz Liszt is niet te doorgronden zonder de negentiende eeuw ook enigszins te contextualiseren, zeker aangezien zijn muziek vaak beïnvloed is door belangrijke gebeurtenissen, zowel op persoonlijke als (inter)nationale schaal. Menig biograaf zou wellicht snel voorbij gaan aan de complexe politieke situatie in Hongarije dat indertijd deel uitmaakte van het Habsburgse Rijk, maar Walker schuwt niet om bijna een heel hoofdstuk te wijden aan het geboorteland waarmee Liszt zich onmiskenbaar verbonden voelde.

De hoofdmoot van het boek bestaat echter uit een beschrijving van Liszts tijd in Weimar als Kapellmeister aan het hof van groothertog Carl Alexander, een ceremoniële post die hij na het staken van zijn professionele carrière als reizend pianovirtuoos ook daadwerkelijk ging bekleden. Het werkzame leven van Liszt kent vanaf dat moment grofweg drie hoofdactiveiten: het programmeren en dirigeren van concerten, het onderwijzen van pianostudenten (Hans von Bülow en Carl Tausig zijn pupillen uit de Weimar periode) en de kunst van het componeren.

Zowel het in de hoedanigheid van componist als dirigent/programmeur ondervond Liszt grote problemen. Vanwege een chronisch geldgebrek moest hij een constante strijd voeren om concerten en opera’s (waaronder de dure monsteropera’s als “Lohengrin” en “Tannhäuser”) te kunnen programmeren en nieuwe leden voor het onderbezette orkest van Weimar aan te stellen. De keuze van Liszt om veel modern werk van “nieuwe” componisten als Berlioz en Wagner te programmeren viel ook bijzonder slecht bij het overwegend conservatieve publiek in Weimar en ook in de rest van Duitsland waar hij regelmatig als gastdirigent gevraagd werd. De abominabele kwaliteit van de orkesten in de negentiende eeuw moet ook bijgedragen hebben aan de ronduit vijandige ontvangst van nieuwe, innovatieve composities. Alan Walkers hoofdstuk over “Liszt the Conductor” opent met een amusante schets van de staat waarin een gemiddeld negentiende eeuws orkest verkeerde. Het maakt de verdiensten van Liszt als dirigent des te imponerender.

Net als het vorige deel bevat “The Weimar Years” eveneens korte analyses van de composities van Liszt in het tijdvak van 1848 tot 1861, waaronder de Pianosonate in B mineur. Opvallender is echter de aandacht voor het symfonische werk van de componist. Stukken als “Tasso”, “Hungaria” en zelfs de twee pianoconcerten worden heden ten dage slechts sporadisch uitgevoerd, volgens Walker ten onrechte gezien de innovativiteit van veel van Liszts orkestrale werk.

De negentiende eeuwse opinie over Liszt als componist is helaas al niet veel beter als die van hem als dirigent. Dezelfde vijandigheid (wellicht een symptoom van de “War of the Romantics”) jegens zijn dirigentschap vormt zich eveneens tegen de gestage stroom composities die hij schreef gedurende de jaren in Weimar. Ondanks vele successen laat de Weimar-periode zich voor Liszt toch het beste samenvatten in termen van teleurstelling en afwijzing.