Dit artikel heeft ten opzichte van andere jaren even op zich laten wachten. Een van de redenen is dat de programmering van de Doelen, anders dan andere jaren, toch wat teleurstelt. Veel korte series, weinig uitschieters. De Red Sofa componist van dit jaar, Klas Torstensson, drukt zijn stempel slechts op twee concerten. (zie naschrift)

Toch wat mogelijke hoogtepunten in het nieuwe concertseizoen. Nik Bärtsch komt bijvoorbeeld weer naar Rotterdam. Zijn minimalistische jazz beviel eerder in LantarenVenster uitstekend. De bombast van Harmonielehre van John Adams en Messiaens Turangalîla-Symphonie vertegenwoordigen dan weer het andere uiterste en kunnen ook niet anders dan een spektakel worden. Hetzelfde geldt voor Gay Guerrilla van Julius Eastman. Als het duo Ralph van Raat en Maarten van Veen het werk van de onterecht vergeten New Yorkse componist met net zo veel vuur spelen als Visions de l’Amen afgelopen seizoen wordt het een hele fijne avond. Een bezoek aan Dido and Aeneas van Henry Purcell is eigenlijk alleen al verplicht vanwege de aria When I’m laid in earth.

Geen bizarre slagwerkervaring in een arboretum, schurende strijkkwartetcombinaties of sterpianisten met hemelbestormende programma’s. Helaas.

Naschrift

Componist Klas Torstensson wees mij er op dat de viering van zijn verjaardag in het kader van Red Sofa gelukkig een stuk uitbundiger zal zijn. Het gehele kalenderjaar 2018 zal er aandacht besteed worden aan het werk van Torstensson. De aangekondigde concerten betreffen slechts de eerste helft van het programma dat ook nog in het volgende concertseizoen (2018-2019) zal door lopen. Het concert van 14 januari is extra lang en bestaat uit twee delen in de Grote en Kleine Zaal. Al met al dus een geslaagdere verjaardag dan eerder door mij aangenomen!

Titel:The Great Composers - Reviews and Bombardmemts
Auteur(s):
Jaar:1978
Uitgever:University of California Press
Waardering:

Bernard Shaw - The Great ComposersBernard Shaw is voornamelijk bekend als toneelschrijver en socialistisch activist, maar daarnaast had hij ook een actieve loopbaan als muziekrecensent voor een aantal kranten en tijdschriften. The Great Composers is een bundeling van de belangrijkste artikelen die Shaw vanaf de jaren zeventig van de negentiende eeuw schreef. De bundel valt uiteen in vier delen waarbinnen de artikelen van Shaw veelal zijn gegroepeerd op componist. De vier delen omvatten algemene beschouwingen, verslagen uit de concertzaal, de opera en een kort segment over Engelse muziek.

Als recensent was Bernard Shaw vaak venijnig en niet snel tevreden, maar bijna altijd betreft het een onderbouwde stellingname. Op de man gespeelde kritiek is iets waar Shaw niets van moet hebben, zo blijkt ook uit zijn open brief aan Ernest Newman na diens vernietigende recensie van Strauss’ opera Elektra in The Nation (“abominable ugliness and noise”).
Het wil niet zeggen dat Shaw zonder zonde is als recensent. Zo moet Johannes Brahms, met name zijn Ein Deutsches Requiem, ((Treurmuziek en vers geschreven oratoria brachten doorgaans een ongebreidelde productie van gal teweeg bij Shaw.)) het vaak ontgelden. Na herhaaldelijke aanvallen op Brahms is het lastig vast te stellen of Shaw nog wel objectief naar muziek van de Duitse meester kan luisteren. Een apologetische voetnoot uit 1936 van de auteur bij een zeer negatieve recensie (geschreven in 1888) van Brahms pianoconcert doet vermoeden dat Shaw achteraf ook moet hebben ingezien dat hij soms het perspectief verloor als criticus.

Een grote held van Bernard Shaw is Richard Wagner, die veelvuldig figureert in het merendeel van de geselecteerde artikelen. Een groot deel van Shaws boek The Perfect Wagnerite is opgenomen in de bundel en geeft een goed beeld van de kijk die Shaw op de muziekwereld had. Wagner was voor hem niet alleen een held vanwege de imposante muziekdrama’s, maar Shaw apprecieerde tevens Wagners extreemlinkse gedachtengoed en meende dit ook terug te zien in bijvoorbeeld de plot van Der Ring des Nibelungen. De auteur heeft de typisch negentiende eeuwse neiging om soms in ongebreideld meanderend, filosofisch proza te verzanden en dat is het duidelijkst merkbaar in de selecties uit The Perfect Wagnerite. Daarom zijn een aantal passages moeilijk te volgen (bijvoorbeeld in Siegfried as Protestant), maar over het algemeen zijn de recensies en artikelen zeer leesbaar.

Een deel van Shaws ideeën over bijvoorbeeld Mozart en Haydn als serviele aristocratenlievelingen enerzijds en Beethoven als het revolutionaire, volkse genie of de vermeende inferioriteit van de Franse muziek zijn ouderwets of betreffen een strikt persoonlijke visie. Dat neemt niet weg dat Shaws analyses en observaties waardevol zijn. Het feit dat hij aanwezig was bij het laatste concert van Franz Liszt in Engeland, Wagner als dirigent meemaakte en Edvard Grieg zag optreden met zijn vrouw, maken zijn stukken het lezen waard.

Als recensent en muziekkenner toonde Shaw zich als bijzonder kundig en flexibel van geest. Giuseppe Verdi’s opera Falstaff wordt door Shaw aan de hand van de partituur besproken en een stuk uit 1935 getuigd van zijn pensionering als Wagneriaan en zijn ontvankelijkheid voor de nieuwe geluiden van componisten als Schoenberg en Hindemith. Niet altijd schatte hij nieuwe muziek op waarde. Zo beschouwde hij Edward Elgar misschien wel iets te zeer als wegwijzer voor de muziek van de twintigste eeuw, zeker in vergelijking met Debussy en Stravinsky. Dat sentiment kan natuurlijk samenhangen met de Britse voorliefde voor Elgar, door celen gezien als de eerste Engelse componist van formaat sinds Purcell.
Opvallend is ook de nadruk op het symfonisch repertoire in The Great Composers, de kamermuziek en het solorepertoire komen er wat bekaaid van af. Toch gek, aangezien het grootste gedeelte van de artikelen geschreven is in de jaren tachtig en negentig van de negentiende eeuw, toen er bij voorbeeld nog vele klavierleeuwen rondtoerden in Europa.

De selectie van Louis Crompton geeft een goed overzicht van Shaws activiteiten als criticus. Sommige artikelen, met name in het hoofdstuk over opera, hadden wellicht achterwege gelaten kunnen worden. Zeker omdat ze vaak te specifiek de artiesten behandelen, die inmiddels vaak vergeten zijn, dan de muziek op zich.
Met zijn karakteristieke stijl, grondige muzikale kennis en soms meedogenloze pen zou Bernard Shaw in de hedendaagse muziekpers nog steeds de nodige heilige huisjes afbreken. Met groot genoegen, waarschijnlijk.