Concert: Mark Padmore & Paul Lewis – Beethoven, Schubert
Datum:16 april 2015
Uitvoerende(n):Mark Padmore, tenor; Paul Lewis, piano
Locatie:de Doelen, Rotterdam
Waardering:

Foto: Marco Borggreve

Foto: Marco Borggreve

Liederen van Schubert klinken op zijn best als ze gezongen worden door een bariton. Die mening was ik in ieder geval lange tijd toegedaan. Het is met name de immense en welverdiende reputatie van bariton Dietrich Fischer-Dieskau die andere zangers makkelijk en vaak onterecht weet te overschaduwen. Franz Schubert schreef zowel Winterreise als Die Schöne Müllerin oorspronkelijk voor tenor, hetgeen de vermeende superioriteit van de bariton in combinatie met Schuberts liederen op zijn minst twijfelachtig maakt. Tenor Mark Padmore zaaide gisteren nog meer twijfel door samen met pianist Paul Lewis een magistrale uitvoering van Schwanengesang ten beste te geven.

De avond begon met liederen van Schuberts idool; Ludwig van Beethoven. Padmores vertolking van Abendlied unterm gestirnten Himmel maakte meteen duidelijk dat het een bijzonder concert ging worden. Zijn manier van zingen, vrij van gemaniëreerdheid, paste perfect bij het pianospel van Paul Lewis, dat uitblonk in heldere klank en een duidelijk gevoel voor de muzikale lijn. Bij Mark Padmore geen overdreven, woordeloze zuchten of gepijnigde grimassen; het is de muziek die moet spreken.
In Beethovens idiosyncratische An die ferne Geliebte gaf Padmore een genuanceerde invulling aan het verlangen naar een onbereikbare geliefde, een perfecte opmaat naar Schwanengesang.

Schuberts laatste Liedercyclus mag dan misschien voornamelijk het product zijn van een gewiekste uitgever die na de dood van Franz Schubert de dertien liederen als bundel op de markt bracht, maar de kwaliteit van de muziek maakt de afwezigheid van een verbindende thematiek of verhaallijn meer dan goed. De interpretatie van Schwanengesang door Padmore en Lewis leverde een intense ervaring op. In der Ferne, een werk dat toch een wat eigenaardig gedicht ten grondslag heeft, werd door de muzikale behandeling van Schubert en Padmores interpretatie zoveel meer dan een vingeroefening in herhalingsrijm.
Met name de twee werken in de cyclus die werkelijk overlopen van de weemoed en zielenpijn (Der Atlas en Der Doppelgänger) vormden een hoogtepunt, zeker in combinatie met de zachtmoedigere liederen die daar direct op volgden. In Der Atlas liet Lewis de piano bulderen en werd ook duidelijk dat het bereik van Padmores stem perfect aansluit bij het gewicht dat Schubert in zijn Lied van de zanger vraagt. De treffende vertolking van Atlas’ bijna agressieve Weltschmerz maakte de ingetogen weemoed van Ihr Bild nog emotioneler en krachtiger. Der Doppelgänger werd door Padmore subtiel opgebouwd om uiteindelijk tot een onontkoombare ontlading te komen, waarin de zanger getergd uithaalt naar zijn kwelgeest. De lichtvoetige toon van Die Taubenpost, met zijn aanstekelijke lyriek, vormde een mooie laatste mogelijkheid voor Lewis om zijn prachtige spel te etaleren. Het lange slotapplaus was meer dan terecht.

Een registratie van het concert wordt in juni uitgezonden als onderdeel van het Avondconcert op Radio 4.

Dat Franz Schubert in de twintigste eeuw zijn dagen waarschijnlijk had gesleten als componist van popliedjes is een veel gehoord cliché. De gigantische hoeveelheid liederen die Schubert in zijn korte leven schreef zijn het overtuigende bewijs dat de Weense componist een gave had voor het schrijven van pakkende melodieën. De liederen uit Scuberts bekende cycli Winterreise, Die Schöne Müllerin en Schwanengesang vormen daarop geenszins een uitzondering. Die Taubenpost dat Schwanengesang afsluit is een goed voorbeeld van de muzikale vermogens van Schubert.

Het lied maakt deel uit van de cyclus die vaak gezien wordt als de onevenwichtigste van de drie, simpelweg omdat de collectie niet door Schubert zelf is samengesteld maar door een gewiekste muziekuitgever en er dientengevolge toonzettingen van drie verschillende dichters in zijn opgenomen – te weten Heinrich Heine, Ludwig Rellstab en Johann Gabriel Seidl.

Traditioneel volgt Die Taubenpost op een krachtige toonzetting van Heine, Der Doppelgänger, een emotionele stomp in de maag, zelfs in de versie getranscribeerd voor piano solo door Franz Liszt. Wat dan volgt is bijna vier minuten lichtvoetigheid en elegantie, waar de zanger lijkt te blaken van optimisme en zelfvertrouwen. Het is een subtiel lied, waarbij de muziek en de tekst – over onbeantwoorde liefde en verlangen – een prachtig samenspel aangaan.

De onnavolgbare Dietrich Fischer-Dieskau is de uitgelezen persoon om het werk te vertolken: