Concert: DoelenKwartet – Alban Berg, de lyricus
Datum:17 januari 2016
Uitvoerende(n):DoelenKwartet; Rosemary Hardy, sopraan; Lisa Eggen altviool; Larissa Groeneveld, cello
Locatie:De Doelen, Rotterdam
Waardering:

alban-bergAlban Berg is toch wel de hartstochtelijkste componist van de drie leden van de Tweede Weense School. In zijn werk is de Romantische vervoering nooit ver weg, ook al bedient Berg zich van een volslagen nieuw idioom. De avond begon met een compositie van een belangrijke inspirator van Berg en de gehele Tweede Weense School: Alexander Zemlinsky. Sopraan Rosemary Hardy zong zijn Maiblumen blühten überall waarbij het soms wat rommelde in de strijkpartijen en de algehele lijn van het stuk daardoor niet altijd even duidelijk naar voren kwam.

Bergs pianosonate boette in de bewerking voor zes strijkers door Heime Müller niets aan woeligheid in en het DoelenKwartet, aangevuld met Lisa Eggen (altviool) en Larissa Groeneveld (cello), was overduidelijk in zijn element. Dit gold ook voor de wat traditionelere Sieben frühe Lieder waarvoor Rosemary Hardy andermaal op het podium verscheen. Liebesode vormde een voorlopig hoogtepunt van de avond en het bewijs dat het Duitse concept van Sehnsucht toch wel een behoorlijk goede uitvinding is geweest voor de kunst.

Dodecafonie hoeft zeker geen starre, kale aangelegenheid te zijn en Bergs Lyrische Suite is daar een perfect voorbeeld van. Mooi spel van het DoelenKwartet van de vingeracrobatiek in het Allegro misterioso tot aan het gedragen Largo desolato.

Titel:Leaving Home - Orchestral Music in the 20th Century, Dancing On A Volcano
Regisseur:Peter West, Barrie Gavin, Deborah May
Schrijver(s):Simon Rattle
Jaar:1996
Omroep:ArtHaus
Waardering:

Leaving Home - Dancing on a VolcanoLeaving Home is een reeks muziekdocumentaires die dirigent Simon Rattle in de jaren negentig maakte. Het is een overzicht van de muzikale ontwikkeling in de twintigste eeuw en in dat opzicht een mooie audiovisuele aanvulling op het boek The Rest is Noise van Alex Ross, waar grofweg dezelfde componisten behandeld worden.

Rattle begint de eerste episode van zijn reeks, Dancing on a Volcano, met het positioneren van Richard Wagners Tristan en Isolde als de drijvende kracht achter het openbreken van de tonaliteit. Vanaf dat punt voert Rattle de kijker langs Mahler en Strauss’ verontrustende opera Elektra, maar veruit de meeste aandacht krijgen Arnold Schoenberg en zijn pupillen Anton Webern en Alban Berg.

Het prettige is dat er in Leaving Home veel ruimte is voor de muziek. In andere documentaires wil het nog al eens bij een spervuur aan korte fragmenten blijven, maar in dit geval neemt Rattle de tijd om samen met het City of Birmingham Orchestra diverse werken ten gehore te brengen, waarbij het Vioolconcert van Berg en Schoenbergs Verklärte Nacht de hoofdmoot vormen.

De invloeden van de beeldende kunst of politiek worden ook niet vergeten. Een favoriet stijlmiddel in de documentaire is om details van contemporaine schilderijen te tonen – bijvoorbeeld Egon Schiele in combinatie met fragmenten uit de Fünf Orchesterstücke van Schoenberg. Die keuze werkt niet altijd, maar is nog altijd beter dan het versnijden van filmbeelden van spuitende fonteinen met een aria uit Elektra.

Wat de serie voornamelijk de moeite van het bekijken waard maakt zijn de mijmeringen van Simon Rattle aan de piano. Waar de documentaire muziekhistorisch gezien voornamelijk aan de oppervlakte blijft, verzorgen de korte passages waarin Rattle zijn interpretatie van het werk van de behandelde componisten geeft en de door hem gedirigeerde stukken Leaving Home de benodigde meerwaarde.

diatonisch-accordeonDe Nederlandse smartlap is niet compleet zonder de aanwezigheid van een accordeon, hetzij digitaal ingeblikt of akoestisch. In tegenstelling tot de volksmuziek is het instrument echter niet bijzonder populair in de klassieke muziek. Gezien de populariteit van de saxofoon, uitgevonden in 1846, kan de relatieve jeugdigheid van het accordeon (geboortejaar 1822, misschien vroeger) geen factor zijn in de ronduit lauwe ontvangst van de nieuwerwetse aerofoon door de generaties componisten vanaf de negentiende eeuw.

Een van de eerst bekende concertstukken voor solo-accordeon uit 1836, Thême varié très brillant pour accordéon methode Reisner door de Franse amateur-componist Louise Reisner, geeft een indicatie waarom een accordeonkwintet van Brahms of een Grande Ouverture d’Accordéon van Berlioz nooit het levenslicht hebben gezien. In het werk van Reisner doorloopt de solist alle geijkte negentiende eeuwse muzikale constructies, maar na afloop van het werk blijf het toch de vraag of een en ander niet charmanter had geklonken op een piano.

Aan het begin van de twintigste eeuw ontstaat er wat meer interesse voor het accordeon in de “serieuze” muziek. Dat het instrument vooral geassocieerd wordt met de zelfkant en de arbeiderscultuur blijkt uit de partijen die Alban Berg in Wozzeck (als de protagonist een taveerne bezoekt) en Kurt Weill in de Driestuiversopera schreven.
Kammermusik No. 1 van Paul Hindemith bevat passages voor knopaccordeon in tegenstelling tot de aanvankelijke gebruikelijke diatonische variant (geschaard onder de ietwat oneerbiedige noemer “trekzak”) en is vrij van de socialistische of expliciet vulgaire connotaties te vinden bij respectievelijk Weill en Berg. De uitvinding van het geavanceerdere knopaccordeon zorgde echter niet voor een gigantische popularisering van het instrument in de daaropvolgende jaren, al duikt het met enige regelmaat op in het werk van componisten met een affiniteit voor de nieuwe invloeden van de jazz en uitheemse muziek (Milhaud, Antheil, e.a.).

In de niet-Europese muziek liggen de zaken anders. In Argentinië en Uruguay werd de Duitse bandoneón na de introductie in 1870 al snel geadopteerd door exponenten van de Milonga muziekstijl, de basis van de moderne tango. In de tango nuevo van de twintigste eeuw, hier voornamelijk bekend vanwege componist Ástor Piazzolla ((Ja, dat is dezelfde Piazzolla die Adiós Nonino schreef, waar half monarchistisch Nederland tamelijk hysterisch over deed, omdat bepaalde mensen er op hun trouwerij om moesten huilen.)), is de bandoneón nog altijd prominent aanwezig. Suite Punta Del Este, een werk voor orkest met een hoofdrol voor de bandoneón, is een van de belangrijkere werken uit de tango nuevo stijl. Een van de delen uit de suite werd ingezet als thema, ontdaan van alle tangoreferenties, voor Terry Gilliams film 12 Monkeys.

Hedendaagse componisten willen nog wel eens kiezen voor ongewone ensemble samenstellingen, zoals Hindemith in zijn Kammermusik. Het oeuvre van de Britse componist en accordeonist Howard Skempton bevat bijvoorbeeld veel kamermuziek voor accordeon in combinatie met andere instrumenten en een concert voor het instrument in samenspel met hobo en strijkers.
Pauline Oliveros is eveneens accordeonist en een belangrijke figuur in de Amerikaanse avant-garde. Haar werk voor accordeon dat de oorsprong vormt voor hetgeen ze nu als onderdeel van het concept “deep listening” ziet is het interessantst. De geluidswereld op het album Deep Listening uit 1989 zoals gecreëerd door Oliveros, trombonist Stuart Dempster en geluidsartiest Panaiotis in een ondergronds waterreservoir is met recht buitenaards te noemen.

In de handen van artiesten als Pauline Oliveros, Howard Skempton of de bezieling van de tango nuevo verliest het accordeon gelukkig veel van zijn jolige sukkeligheid, maar een hit onder componisten zal het instrument waarschijnlijk nooit meer worden.