Concert: Grigory Sokolov – Chopin
Datum:14 mei 2014
Uitvoerende(n):Grigory Sokolov
Locatie:De Doelen, Rotterdam
Waardering:

Grigory SokolovGrigory Sokolov werd door de Doelen middels een citaat uit NRC Handelsblad aangekondigd als een meesterpianist van constante kwaliteit. ((“Maurizio Pollini heeft wel eens een mindere dag, Radu Lupu wordt steeds excentrieker. Op Sokolov kun je in zijn jaarlijkse recital in de Meesterpianisten altijd bouwen.”)) Die consistentie was ook deze avond merkbaar, maar dat wil niet zeggen dat Sokolovs lezing van werken van Frédéric Chopin een serie voltreffers betrof.

Voor de pauze klonk de Piano Sonate in b, Op. 58, een van latere werken uit Chopins korte leven en de laatste sonate die hij zou schrijven. Een trefzekere behandeling van het Allegro maestoso zette de toon voor de rest van de avond die zich kenmerkte door een formidabele technische beheersing, maar ook een zekere plechtstatigheid, die deels voortkwam uit de door Sokolov gekozen tempi. ((Alternatieve behandelingen van tempo aanduidingen kunnen controversieel zijn. De experimenten van Garrick Ohlsson met de Scherzi van Chopin (te horen op Hyperions complete Chopin editie) zijn niet naar ieders smaak, maar leveren wel interessante, nieuwe inzichten op.)) Nu moet opgemerkt worden dat veel werk van Chopin misbruikt door jonge pianovirtuosen wordt om er zo snel mogelijk doorheen te kunnen razen. Delen uit de derde sonate zijn geknipt voor een dergelijke mishandeling, dan vergeet men voor het gemak de non tanto-indicatie (niet te veel) in het afsluitende Presto maar even. Bij Sokolov voerde een relatief kalme aanpak de boventoon, hetgeen bijvoorbeeld in de Finale mooie accenten opleverde, mede door de korte aarzelingen die hij soms inlaste in zijn spel. Zijn analytische benadering werkte echter niet volledig, in het Largo was het moeilijk om geconcentreerd te blijven, al kan dat komen door de persoon die bijna stikte in een hoestbui terwijl zijn of haar mobiele telefoon lustig rinkelde…

Het programma na de pauze bestond enkel uit een aantal mazurka’s; werken die vaak worden gebruikt als vulling om gaten in pianorecitals op te vullen. Een royale selectie is daarom vrij uniek. Chopins verzameling Poolse volksdansen zou op papier vergelijkbaar kunnen zijn met collecties van miniaturen als Schumanns Carnaval of zijn Fantasiestücke, Debussy’s Préludes of Chopins eigen creaties in hetzelfde genre. Aanvankelijk, tot grofweg de eerste vijf werken, leek de vergelijking met dergelijke miniaturen ook op te gaan, maar gaandeweg bleken de stukken toch te gelijkaardig in ritmiek en melodische inventie. Het blijft prachtige muziek die vakkundig, maar soms wat te bestudeerd door Sokolov werd gespeeld. In de hoeveelheid en samenstelling bleken de mazurka’s toch niet heel bevorderlijk voor de spanningsboog van een concertprogramma.

Na de laatste mazurka trakteerde het publiek de oude meester op een uitzinnig applaus dat hem ertoe bewoog om nog minstens zes toegiften te spelen. Alleen daarom al een bijzondere avond, maar desondanks miste er magie.

Concert: Storioni Trio – Beethoven
Datum:1 april 2014
Uitvoerende(n):Storioni Trio
Locatie:de Doelen, Rotterdam
Waardering:

storioni-trio

Gisteravond kwam de concertserie van het Storioni Trio in de Doelen ten einde; een integrale lezing van de pianotrio’s van Ludwig van Beethoven verspreid over het concertseizoen 2013-2014.

Het Adagio molto – Allegro con brio uit Symfonie No. 2, door Beethoven zelf bewerkt voor pianotrio, vormde een mooie opening, met name in de reprise begon het spel te fonkelen.
Het postuum ontdekte en gepubliceerde Allegretto voor pianotrio stond wat eenzaam en verloren op het programma en kwam helaas ook niet helemaal tot zijn recht. Desalniettemin een prima overbrugging naar het eerste grote werk van de avond: de Variaties op Ich bin der Schneider Kakadu, Opus 121a. Deze variaties op een lied van Wenzel Müller werden door het Storioni Trio met zichtbaar plezier en een duidelijk gevoel voor Beethovens humor gespeeld. De kwinkslagen die in Beethovens variaties doorklinken geven overigens een mooi beeld van hoe precair het evenwicht tussen de instrumenten in een pianotrio kan zijn. Een humoristische dialoog tussen cello en viool zou direct in het water vallen bij de geringste aarzeling van een van de musici. In die context moet het spel van pianist Bart van de Roer genoemd worden, dat de gehele avond gekenmerkt werd door een mooie beheersing en subtiliteit.

Het Storioni Trio was in topvorm na de pauze en gaf een geweldige lezing van het tweede pianotrio uit Opus 70. Het eerste trio (dat ook wel de bijnaam Ghost of Geistertrio draagt) is het bekendste, maar het tweede in Es bevat zoveel mooi materiaal dat het prima buiten de schaduw van zijn bekendere helft kan staan. Over de hele linie presenteerde het Storioni Trio een lovenswaardige uitwerking van Beethovens muzikale vondsten, hetgeen culmineerde in een fantastische Finale.
Helaas geen toegift, volgens violist Wouter Vossen te wijten aan het feit dat het drietal het gehele oeuvre voor pianotrio van Beethoven al had afgewerkt het afgelopen seizoen en er simpelweg niets meer over was om te spelen. Als de mannen echter het werk van na de pauze nogmaals hadden ingezet had het publiek waarschijnlijk niet geprotesteerd.

Concert: National Philharmonic of Russia – Rachmaninov & Shostakovich
Datum:20 maart 2014
Uitvoerende(n):National Philharmonic of Russia, Vladimir Spivakov; Tae-Hyung Kim, piano
Locatie:deSingel, Antwerpen
Waardering:

national-philharmonic-of-russia

Wat een lastig concert om te beoordelen. Het derde pianoconcert van Rachmaninov is in elk geval overduidelijk een publieksfavoriet, aangezien de zaal gisteravond bijna geheel gevuld was. Aan de versie van het pianoconcert die Tae-Hyung Kim ten gehore bracht schortte helaas het een en ander. Het derde pianoconcert is in technische zin een mijnenveld en Kim bleek niet kunnen voldoen aan de hoge eisen die Rachmaninov aan de pianist stelt. Dat bleek bijvoorbeeld uit de rijkelijk versierde passages in het Intermezzo: Adagio, dat maar niet wilde parelen. Ook bleek de Koreaanse pianist helaas van de school waarvan de exponenten menen iedere forte dubbel zo hard en vooral staccato te moeten spelen. Nu vereist Rachmaninov over het algemeen de nodige spierballen, maar Tae-Hyung Kim produceerde bij tijd en wijlen een ronduit onaangename klank en over de gehele linie een moeizame vermenging met de rest van het orkest.
Dit alles kon het enthousiasme van het publiek niet temperen, maar hopelijk had dat vooral te maken met de kwaliteit van musiceren van de leden van het National Philharmonic of Russia.

Aan het roer stond deze avond dirigent Vladimir Spivakov en het orkest was in zijn handen een perfect geolied uurwerk. Het Nationaal Philharmonisch werd in 2005 opgericht in opdracht van President Vladimir Poetin en het Russische Ministerie van Cultuur en heeft als een van de doelen om de kwaliteit van de Russische muziekcultuur voor het voetlicht te brengen.
Onder de leiding van Spivakov volgde na de pauze een fenomenale uitvoering van Shostakovich’ vijfde symfonie. Het is een werk dat de typische kenmerken vertoond die te vinden zijn in bijna alle muziek van Shostakovich, van de groteske marspassages die op het randje van parodie balanceren tot aan de onbestemde melancholiek die in het latere werk van de componist alleen maar sterker zou worden. Spivakov en zijn orkest toonden een bewonderenswaardige beheersing en souplesse die de problematische eerste helft van het orkest geheel deden vergeten. Waarom de celestapartij uit een synthesizer moest komen is een klein raadsel, maar dat stoorde geenszins.

Na het daverende slotstuk volgde geen ovatie van een half uur, zoals bij de première in Leningrad in 1937, maar wel een royaal en warm applaus dat door een enthousiaste Spivakov beloond werd met meerdere toegiften.

Concert: Joseph Moog – Haydn, Liszt, Godowsky, Chopin, Debussy & Rubinstein
Datum:14 maart 2014
Uitvoerende(n):Joseph Moog, piano
Locatie:de Doelen, Rotterdam
Waardering:

Foto: T. Mardo

Foto: T. Mardo

Misschien is het een idee om een paar jaar lang alle Mozart-composities op concertprogramma’s te vervangen voor werken van Haydn, dan krijgt de oude Papa ook weer de aandacht die hem toekomt.

De keuze van Joseph Moog om zijn programma te beginnen met de Sonate in D Hob.XVI:24 mag dan ook lovenswaardig heten. Moog speelde gaf een mooie lezing van de sonate, al bleek hij wel liefhebber van de pedalen, hetgeen zeer merkbaar was in het Adagio.

Of de combinatie van Haydn met de vier werken van Liszt zo’n gelukkige was, is een andere vraag. Nu vereisen veel sonates van Haydn een zekere virtuositeit, maar die is geenszins vergelijkbaar met de donderende, pianistische notensalvo’s die Franz Liszt met enige regelmaat aan het papier toevertrouwde. De Ballade in b kende een fragmentarisch verloop, alsof Moog het melodische narratief van Liszt niet helemaal kon volgen. Alle elementen waren in technische zin aanwezig, maar Liszts karakteristieke spel met muzikale thema’s kwam in de lezing van Moog niet uit de verf. Het was een probleem dat later, na de pauze, nogmaals de kop opstak in Chopins eerste Scherzo. Over het algemeen kan gezegd worden dat Moog zich beter thuis leek te voelen in de kortere werken van zijn programma.

Leopold Godowsky’s studies op de Études van Chopin zijn redelijk krankzinnig; een soort virtuoze ‘remixes’ van bronmateriaal dat op zichzelf al een mijlpaal in de virtuoze pianoliteratuur gezien wordt. Na een tweetal ‘étude-études’ maakt de verwondering over hoe Godowsky zijn bronmateriaal verknipt en lardeert al snel plaats voor verzadiging bij de zoveelste vingerbrekende toonladder over de volledige breedte van het klavier. Niets ten nadele van Joseph Moog overigens, het album met Godowsky’s complete studies van Marc-André Hamelin is ook een behoorlijke kluif om te beluisteren.

Chopins Scherzo No.1 in b Op. 20 kenmerkte zich door dezelfde aarzelende benadering als in Liszts Ballade en een te gehaaste behandeling van de snelle passages. In het middendeel ook een vreemde verdeling van accentnoten in de linker- en rechterhand.

Na een keurige vertolking van Debussy’s Images oubliées was het de beurt aan de (relatief) onbekende Anton Rubinstein, een tijdgenoot van Franz Liszt. Joseph Moog speelde een eigen transcriptie van Rubinsteins Fantaisie sur des mélodies hongroises. Nu is dit werk oorspronkelijk al geschreven voor piano, dus de transcriptie van Moog had in die zin meer gemeen met Godowsky dan met de bewonderenswaardige transcripties van orkest- en orgelwerk van Liszt en Busoni, meesters in het genre. De opeenstapeling van technische effecten en virtuoos geweld deden de structuur van de fantasie geen goed. Beter was het als Rubinstein ook daadwerkelijk Rubinstein was gebleven, zoals in Moogs eerste toegift.

Al met al lijkt het misschien alsof Joseph Moog er gedurende de avond weinig van bakte, maar dat is uiteraard niet waar. Als pianist beschikt hij over een prima techniek, maar door de bank genomen kende zijn spel nogal harde contrasten in dynamiek en miste het enige warmte.

Concert: Francesco Piemontesi – Debussy & Beethoven/Liszt
Datum:7 februari 2014
Uitvoerende(n):Francesco Piemontesi
Locatie:de Doelen, Rotterdam
Waardering:

Foto: Felix Broede

Foto: Felix Broede

De Doelen pakt dit seizoen groot uit met een complete serie gewijd aan Virtuoze Pianotranscripties en opgedragen aan de Nederlandse pianist Rian de Waal (1958 – 2011) – een voorvechter voor de herwaardering van de transcriptie. Helaas voor de inspanningen van zowel De Waal en de organisatie van de Doelen kon dit concert van de jonge Zwitser Francesco Piemontesi niet op een uitverkochte zaal rekenen, slechts enkele rijen van de Kleine Zaal waren gevuld. Dat is jammer want zeker de transcripties van Liszt verdienen een groter publiek.

Misschien schrok het programma af, al moet de avontuurlijke klankwereld van Debussy inmiddels weinig luisteraars vreemd in het gehoor liggen. Piemontesi speelde het gehele eerste boek aan Préludes en gaf hierin blijk van een zeer ontwikkelde techniek en bij vlagen geïnspireerde interpretaties, zoals zijn schalkse vertolking van La sérénade interrompue. Dat stuk en andere delen vielen overigens wel op door zijn soms wat droge spel. Enerzijds kwam Debussy’s humor effectief naar boven, maar het leverde ook wat tamme momenten op, met name in het midden van de bundel. Zijn spel werd verder gekenmerkt door veel pedaal, niet ongehoord in het laten vloeien van alle noten in de muzikale bouwwerken van Debussy, en soms wat al te felle fortes in de rechterhand.

Na de pauze was het tijd voor Franz Liszts pianobewerking van de zesde symfonie (Pastorale) van Beethoven. Het werk werd door Liszt begonnen aan de vooravond (1838) van zijn glanzzeit waarin hij als virtuoos gigantische successen vierde en is samen met zijn andere transcripties van de Beethoven symfonieën een belichaming van zijn visie op de piano als ’totaalinstrument’ dat (bijna) dezelfde of equivalente texturen en kleuren kon produceren als een volledig symfonieorkest. Dat Liszt een meester was in het transcriberen van (complexe) composities van anderen blijkt uit de weergaloze manier waarop hij de gehele orkestklank van de zesde symfonie weet te vatten in een soloinstrument. De uitvoerende pianist moet echter van goede huize komen om het werk te kunnen spelen, aangezien Liszt – zeker in zijn jonge jaren – erg gul is met het rondstrooien van technische hindernissen. Een dappere zet dus van Francesco Piemontesi om dit werk (volledig uit zijn hoofd) te spelen, al was hij niet helemaal opgewassen tegen het notengeweld van Franz Liszt. Dit werd met name duidelijk in het korte, vierde deel, waar de structuur van het stuk vaak ten onder ging in de stormachtige passages voor de linkerhand. Over het algemeen kwamen de melodische inventie van Beethoven en het vertalingsvernuft van Liszt goed uit de verf, maar miste Piemontesi’s spel een eigen stempel, iets dat wellicht over de gehele linie van het concert gezegd kan worden. Francesco Piemontesi is nog maar dertig, dus wie weet hoe zijn Debussy of Liszt over pakweg tien jaar klinken.

Concert: Chanticleer – She Said | He Said
Datum:5 februari 2014
Uitvoerende(n):Chanticleer
Locatie:Laurenskerk, Rotterdam
Waardering:

Foto: Lisa Kohler

Foto: Lisa Kohler

Bij aanvang van het concert van mannenkoor Chanticleer bestond er enige verwondering, misschien zelfs lichte consternatie, bij een aantal bezoekers over de onverwachte hoeveelheid moderne werken die op het programma stonden. Op zich niet zo’n vreemde reactie op een avond die men aanvankelijk aankondigde met de namen Josquin, Palestrina en Victoria. Zowel Palestrina als Victoria stonden nog op het programma, Josquin liet verstek gaan, daar stond wel een keur aan ander, zeer divers werk tegenover.

De hoogtepunten waren in het gedeelte voor de pauze te vinden, het prachtige O frondens virga van Hildegard von Bingen was daarvan het mooiste voorbeeld. Het is natuurlijk muziek die geschreven is met de akoestiek van een kerk indachtig en daarom was de Rotterdamse Laurenskerk zo’n perfecte locatie voor de uitvoering ervan. Dat neemt niet weg dat seculiere muziek ook goed tot zijn recht kwam, zoals de Trois Chansons van Maurice Ravel met het weemoedige Trois beaux oiseaux du paradis als indrukwekkend middelpunt.

Minder geslaagd waren Tirsi morir volea van Andrea Gabrieli en Fanny Mendelssohns Schöne Fremde. Waarschijnlijk zat de akoestiek van de kerk hier wel in de weg, hetgeen bij tijd en wijlen een vertroebeling van de zanglijnen ten gevolg had.

Het middendeel van het concert bestond uit een aantal werken die in opdracht van Chanticleer geschreven waren. Van de commissies overtuigde Give me hunger van Stacy Garrop het meest, mede vanwege haar gebruik van wat meer onconventionele harmonie, zo dissoneerde sopraan Gregory Peebles gedurende het werk een aantal malen mooi met de rest van het ensemble. Steve Hackmans ‘Wait’ Fantasy was een wat lang uitgesponnen parafrase op muziek van de Franse band M83, maar wel emblematisch voor het brede repertoire van Chanticleer, die met gemak schakelen tussen een madrigaal, de hoogromantiek van Brahms of Gotyes I Feel Better, een hit uit 2011. De drie bewerkingen van popmuziek, naast I Feel Better ook Willow, Weep for Me en Ring of Fire, hadden vooral een vervreemdende uitwerking. De combinatie van de puntgave, klassieke zangstemmen met populair materiaal lukte het beste in het swingende Willow, Weep for Me, maar resulteerde weer in een eigenaardige plechtstatigheid in Cash’ Ring of Fire – ondanks de glansrol voor bas Eric Alatorre.

Ondanks hun formele uitdossing in identieke rokkostuums bleek Chanticleer een bijzonder energieke groep te zijn, die met veel enthousiasme en imponerende techniek een uiteenlopend programma ten beste gaven. Benaderbaar waren ze ook, gezien de zeer sympathieke, Nederlands gesproken introductie van Peebles en de bereidwilligheid van alle leden om uitgebreid na te praten met het publiek na afloop van het concert.

Concert: Florian Boesch & Malcolm Martineau – Die Schöne Müllerin
Datum:16 januari 2014
Uitvoerende(n):Florian Boesch, bariton; Malcolm Martineau, piano
Locatie:De Doelen, Rotterdam
Waardering:

Florian Boesch

Foto: Lukas Beck

Het is uiteraard een persoonlijke voorkeur, maar liederen klinken toch vaak op zijn mooist als ze gezongen worden door een bariton. Het diepe stemgeluid van Florian Boesch, die al een flink aantal operarollen op zijn naam heeft staan, was daarom geknipt voor een verklanking van Die Schöne Müllerin met pianist Malcolm Martineau als begeleider.

Boesch bleek een zeer expressieve zanger die de vele emoties in Schuberts liedercyclus mooi wist te vertolken. Sommige articulaties in combinatie met het spel van Martineau kwamen misschien niet helemaal uit de verf, bijvoorbeeld in het openingslied Das Wandern. Maar verder was zijn transformatie van opgewekte, liefdesdronken molenaarsgezel die gedurende de twintig liederen langzaam verandert in een suïcidaal slachtoffer van een onbeantwoorde liefde door de molenaarsdochter erg overtuigend.

Moeiteloos schakelde Boesch van mismoedig prevelen naar ronduit bijtende jaloezie, in Der Jäger kwam dit bijvoorbeeld bijzonder uit de verf. Het ongekende, broeierige verlangen in Die liebe Farbe vormde een van de hoogtepunten van de avond.

Concert: Paul Lewis – Bach, Beethoven, Liszt & Moessorgski
Datum:15 januari 2014
Uitvoerende(n):Paul Lewis
Locatie:deSingel, Antwerpen
Waardering:

Paul LewisEen optreden van Paul Lewis wordt over het algemeen gekenmerkt door een verfrissend gebrek aan opsmuk. Het lijkt wel alsof Lewis gedurende de uitoefening van zijn kunst zo min mogelijk gestoord wil worden door applaus of zelfs het bestaan van het publiek. In deSingel wist hij dit te bewerkstelligen door grote delen van zijn concertprogramma naadloos in elkaar te laten overvloeien, waarbij korte stukken van Bach (in bewerking van Busoni) en Liszt als verbindende elementen werden ingezet.

Het prachtige, soepele spel van Lewis kwam mooi tot zijn recht in de beide pianosonates van Beethoven (Nr. 13 en 14, Op. 27), met elkaar verbonden door orgeltranscripties van Bachs koraalpreludes Ich ruf’ zu dir, Herr Jesu Christ en Nun komm’ der Heiden Heiland.
Beethovens Mondschein-Sonate mag dan deels tot een cliché in de pianoliteratuur zijn verworden, met Lewis achter de piano bleef zelfs het openingsdeel een onderhoudende aangelegenheid. Zijn spel in het afsluitende Presto agitato van dezelfde sonate en de nummer dertien, Quasi una Fantasia, gaven blijk van een fenomenale precisie en controle, waarbij een klare lijn de boventoon voerde en een vertroebeling van harmonieën – nog wel eens aanwezig bij pianisten door overmatig gebruik van het pedaal – vermeden werd.

Na de pauze kwamen de laat-negentiende-eeuwse werken van Franz Liszt en Modest Moessorgski aan bod. Van Liszt speelde hij de atypische miniaturen Schlaflos! Frage und Antwort, Unstern: sinistre, disastro en Richard Wagner – Venezia, die het eerste bewijs vormden dat Lewis niet alleen thuis is in de muziek van Bach, Beethoven of Schubert, maar ook met het modernistischere idioom van Liszt uit de voeten kan. Mocht de indruk bestaan dat de Lewis een ingetogen een in zichzelf gekeerde podiumpersoonlijkheid is, dan bewijzen zijn vertolkingen van zowel Moessorgski als Liszt dat hij ook het theatrale, pianistische gebaar beheerst, als de muziek er om vraagt, tenminste.

Het duurt even voordat Moessorgskis Schilderijententoonstelling zich ten volle bloot geeft, maar als het Promenade-thema zich eenmaal als leitmotif in het brein van de luisteraar heeft verankerd is het werk een buitengewone werveling van sferen en indrukken. Lewis zette een fonkelende en zelfverzekerde interpretatie van het werk neer, van de groteske ganzenpas in Gnomus tot de subtiele, tinkelende accenten in Cum mortuis in lingua mortua.

Na de klankexplosie in de climax De grote poort van Kiev staat onomstotelijk vast dat Paul Lewis tot de wereldklasse van pianisten mag worden beschouwd.

Concert: Artemis Quartett – Haydn, Bartók & Schubert
Datum:10 december 2013
Uitvoerende(n):Artemis Quartett
Locatie:de Doelen, Rotterdam
Waardering:

Foto: Molina Visuals

Foto: Molina Visuals

Het Artemis Quartett stond vorig jaar in Vlaanderen op de planken met een programma dat gelijkenissen vertoonde met dat van gisteren. Op beide avonden werd de opening gevormd door twee werken, met het vijftiende strijkkwartet (D.887) van Franz Schubert als afsluiter na de pauze.

Het tweede strijkkwartet Op. 20 van Franz Joseph Haydn kwam als eerste aan bod, een werk uit de groep va zes kwartetten die hem de bijnaam “vader van het strijkkwartet” opleverde. Dankzij het subtiele en gepassioneerde spel, duidelijk merkbaar in het prachtige Adagio, van het Artemis werd Haydn’s strijkkwartet een van de hoogtepunten van de avond. De wervelende, fugatische finale van de compositie leverde zelfs bijna de eerste ovatie van de avond op, we waren tenslotte weer in Nederland…

De invloed van Béla Bartók op de ontwikkeling van het strijkkwartet is misschien wel net zo groot geweest als die van Haydn, zeker waar het gaat om de toepassing van technieken als sul ponticello (dicht op de kam van het instrument spelen), Bartókpizzicato of glissandi waar Haydn zijn wenkbrauwen ongelovig voor zou ophalen. De woorden “stekelig” of “hoekig” vallen wel eens als het om de muziek van Bartók gaat en die zijn ook in zijn vijfde strijkkwartet. Het Artemis Quartett speelde deze muzikale caleidoscoop met verve, van de karakteristieke, stemmige nachtmuziek-passages tot de complexe ritmiek in het Scherzo en de humoristische kwinkslagen die door het stuk verspreid zijn.

Zoals eerder vermeld speelde het Artemis Quartett hetzelfde kwartet van Schubert al eerder tijdens een indrukwekkend concert in het seizoen 2012-2013. Ook in dit werk weer mooi spel en een duidelijk begrip voor de muzikale ideeënwereld van de componist. Het kan zijn dat de herinnering aan het eerdere concert de beoordeling wat vertroebelde, maar sommige passages kwamen wat routineus over en daardoor wist het werk niet altijd de volledige aandacht op te eisen.

Uiteraard “oveerde” de zaal een mooie toegift in de vorm van een Prelude uit Das wohltemperierte Klavier bij elkaar, waarin het fijnzinnige spel van het Artemis Quartett nog eenmaal te horen was.

Concert: Juho Pohjonen – Mozart, Beethoven, Liszt & Scriabin
Datum:4 december 2013
Uitvoerende(n):Juho Pohjonen, piano
Locatie:deSingel, Antwerpen
Waardering:

Foto: Marco Borggreve

Foto: Marco Borggreve

Een avond gevuld met fantasieën, sonates en combinaties daarvan werd door de Finse pianist Juho Pohjonen geopend met twee stukken van Mozart. Achteraf misschien niet een al te gelukkige keuze, het massieve blok van bijna twintig minuten wilde maar niet parelen onder de handen van Pohjonen. Zowel de sonate als de fantasie miste een spanning die onontbeerlijk is voor Mozart’s nogal gretige herhalingen van thematisch materiaal en muzikale ideeën.

Wel was de subtiliteit waarmee Pohjonen de hoge registers wist te bespelen meteen merkbaar, hetgeen in het Andante van Alexander Scriabin’s “Sonate-Fantasie” (Op. 19) zeer mooi tot zijn recht kwam. Het spel van Pohjonen lijkt dan ook zeer te passen bij vergelijkbare beeldende toonkunstenaars als Debussy of Grieg. Het onstuimige tweede deel van de Sonate-Fantasie was een rommelige aangelegenheid van gebonden noten en miste een percussieve aanslag en de benodigde balans tussen beide handen.

Na de pauze volgde een zeer verdienstelijke uitvoering van de dertiende sonate, Quasi una Fantasia, van Beethoven. Jammer van de afsluitende, dissonante noot, maar het leek er desondanks wel op dat Pohjonen na de pauze beter vertrouwd was met de geprogrammeerde composities. Misschien kwam het omdat Après une lecture de Dante: Fantasia quasi Sonata uit de Années de Pèlerinage van Franz Liszt de afsluiter van de avond vormde, niet bepaald een werk dat zonder doorwrochte oefening gespeeld kan worden. Ooit werd de compositie door Liszt begonnen in de tijd dat hij nog veelvuldig als concertpianist door Europa reisde om het stuk later in Weimar verder uit te componeren. Het wil zeggen dat de sonate zowel een technisch verduiveld moeilijk virtuozenstuk is, maar eveneens doorspekt met de inventieve transformaties van muzikale thema’s waar Liszt nog steeds te weinig, maar wel steeds meer erkenning voor krijgt. Pohjonen kreeg niet altijd alle noten in het gareel, hetzelfde manco dat hem ook in Scriabin’s Presto te parten speelde, maar zette desalniettemin een bij vlagen geïnspireerde afdaling in Liszt’s toonzetting van het Inferno neer.

Op papier moet de keuze van de stukken een interessante geleken hebben, in de praktijk was Juho Pohjonen er wellicht bij gebaat geweest als de verschillen op stilistisch en technisch vlak wat minder ver uit elkaar hadden gelegen. Overigens wel een pianist om in de gaten te houden. Gelukkig geeft zijn concertprogramma blijk van een gulzige interesse in de volledige muziekgeschiedenis en hebben we hier niet te maken met de zoveelste sterpianist-in-wording met een benauwende en veilige specialisatie in negentiende eeuws repertoire.