de-pyrofoonEen van de meer bizarre muzikale uitvindingen uit de negentiende eeuw is de pyrofoon of vuurorgel. De bedenker van het instrument was de Franse chemicus en natuurkundige Georges Frédéric Eugène Kastner, de zoon van een componist en musicoloog. Kastner was zelf ook musicus en uit zijn gepubliceerde wetenschappelijke werk blijkt zijn fascinatie voor de invloed van natuurkundige fenomenen – met name gas en elektriciteit – op de productie van geluid. Daarom is het niet helemaal verwonderlijk dat Kastners pyrofoon of orgue à gaz werkt op basis van snelle verbranding, verhitting of gecontroleerde explosies die lange glazen pijpen laten resoneren.

Recent schakelde het Belgische pilsmerk Stella Artois de instrumentenbouwer Andy Cavatorta in, de bedenker van Björks Gravity Harp, voor een reclamecampagne (Chalice Symphony). Aan de uitvinder de opdracht om een viertal instrumenten te bouwen op basis van het drinkglas van de brouwerij. Een van de instrumenten van Cavatorta werd een pyrofoon, gebouwd op basis van de beschikbare foto’s van Kastners instrument en een flinke dosis moderne techniek. Op de website van Cavatorta staat een uitgebreid verslag met een aantal video’s over de totstandkoming van het instrument. De vier glasinstrumenten werden uiteindelijk gebruikt door de rockband Cold War Kids om een single, A Million Eyes, te produceren. Het uptempo resultaat klinkt wat gladjes en de pyrofoon is wat lastig te horen temidden van de andere instrumenten.

Wie wil weten hoe een pyrofoon als soloinstrument klinkt, had naar Londen af kunnen reizen waar het kunstenaarscollectief Experiment 1 (voornamelijk bestaande uit Lou Smith en Matthew Venn) een installatie met gasbranders en glazen buizen bouwde die qua werking overeenkomt met de contraptie uit de campagne van Stella Artois. De installatie is misschien niet meer op locatie te zien en horen, maar gelukkig heeft men beeld- en geluidsmateriaal online beschikbaar gesteld.

Het Gas Organ van Experiment 1 klinkt zeer onbestemd en onderaards en het is daarom niet vreemd dat er na de uitvinding van Kastner geen massa’s toccata’s of lichtvoetige fantasieën voor pyrofoon geschreven zijn. Van dirigent en componist Wendelin Weißheimer, een pupil van Franz Liszt, is een foto bekend waarop hij Kastners orgel lijkt te bespelen, maar composities voor het instrument heeft hij niet nagelaten. Ook Charles Gounod, César Franck en Hector Berlioz waren nieuwsgierig en zangeres Jenny Lind zong zelfs onder begeleiding van het instrument. Ondanks de interesse van componisten en een investering van zakenman Henry Dunant kwam van enige popularisering van de pyrofoon zeer weinig terecht.

Een van de weinige hedendaagse composities komt van de Tsjechische componist Vladimír Hirsch, die veel werkt met drones en gruizige geluidstexturen. Hij schreef een Elegie voor orgel, telharmonium ((Een heel vroeg elektronisch orgel, uitgevonden in 1897.)) en gasorgel, maar dat is ook zeker geen opgewekte luisterervaring.

diatonisch-accordeonDe Nederlandse smartlap is niet compleet zonder de aanwezigheid van een accordeon, hetzij digitaal ingeblikt of akoestisch. In tegenstelling tot de volksmuziek is het instrument echter niet bijzonder populair in de klassieke muziek. Gezien de populariteit van de saxofoon, uitgevonden in 1846, kan de relatieve jeugdigheid van het accordeon (geboortejaar 1822, misschien vroeger) geen factor zijn in de ronduit lauwe ontvangst van de nieuwerwetse aerofoon door de generaties componisten vanaf de negentiende eeuw.

Een van de eerst bekende concertstukken voor solo-accordeon uit 1836, Thême varié très brillant pour accordéon methode Reisner door de Franse amateur-componist Louise Reisner, geeft een indicatie waarom een accordeonkwintet van Brahms of een Grande Ouverture d’Accordéon van Berlioz nooit het levenslicht hebben gezien. In het werk van Reisner doorloopt de solist alle geijkte negentiende eeuwse muzikale constructies, maar na afloop van het werk blijf het toch de vraag of een en ander niet charmanter had geklonken op een piano.

Aan het begin van de twintigste eeuw ontstaat er wat meer interesse voor het accordeon in de “serieuze” muziek. Dat het instrument vooral geassocieerd wordt met de zelfkant en de arbeiderscultuur blijkt uit de partijen die Alban Berg in Wozzeck (als de protagonist een taveerne bezoekt) en Kurt Weill in de Driestuiversopera schreven.
Kammermusik No. 1 van Paul Hindemith bevat passages voor knopaccordeon in tegenstelling tot de aanvankelijke gebruikelijke diatonische variant (geschaard onder de ietwat oneerbiedige noemer “trekzak”) en is vrij van de socialistische of expliciet vulgaire connotaties te vinden bij respectievelijk Weill en Berg. De uitvinding van het geavanceerdere knopaccordeon zorgde echter niet voor een gigantische popularisering van het instrument in de daaropvolgende jaren, al duikt het met enige regelmaat op in het werk van componisten met een affiniteit voor de nieuwe invloeden van de jazz en uitheemse muziek (Milhaud, Antheil, e.a.).

In de niet-Europese muziek liggen de zaken anders. In Argentinië en Uruguay werd de Duitse bandoneón na de introductie in 1870 al snel geadopteerd door exponenten van de Milonga muziekstijl, de basis van de moderne tango. In de tango nuevo van de twintigste eeuw, hier voornamelijk bekend vanwege componist Ástor Piazzolla ((Ja, dat is dezelfde Piazzolla die Adiós Nonino schreef, waar half monarchistisch Nederland tamelijk hysterisch over deed, omdat bepaalde mensen er op hun trouwerij om moesten huilen.)), is de bandoneón nog altijd prominent aanwezig. Suite Punta Del Este, een werk voor orkest met een hoofdrol voor de bandoneón, is een van de belangrijkere werken uit de tango nuevo stijl. Een van de delen uit de suite werd ingezet als thema, ontdaan van alle tangoreferenties, voor Terry Gilliams film 12 Monkeys.

Hedendaagse componisten willen nog wel eens kiezen voor ongewone ensemble samenstellingen, zoals Hindemith in zijn Kammermusik. Het oeuvre van de Britse componist en accordeonist Howard Skempton bevat bijvoorbeeld veel kamermuziek voor accordeon in combinatie met andere instrumenten en een concert voor het instrument in samenspel met hobo en strijkers.
Pauline Oliveros is eveneens accordeonist en een belangrijke figuur in de Amerikaanse avant-garde. Haar werk voor accordeon dat de oorsprong vormt voor hetgeen ze nu als onderdeel van het concept “deep listening” ziet is het interessantst. De geluidswereld op het album Deep Listening uit 1989 zoals gecreëerd door Oliveros, trombonist Stuart Dempster en geluidsartiest Panaiotis in een ondergronds waterreservoir is met recht buitenaards te noemen.

In de handen van artiesten als Pauline Oliveros, Howard Skempton of de bezieling van de tango nuevo verliest het accordeon gelukkig veel van zijn jolige sukkeligheid, maar een hit onder componisten zal het instrument waarschijnlijk nooit meer worden.